Handboek CDNA

4 december 2015  ·  CDNA

Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna

Dutch Birding Association / Nederlandse Ornithologische Unie

1 Inleiding
1.1 Doel van de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna
1.2 Status van de CDNA
1.3 Jaarverslag
1.4 Samenstelling commissie en taak commissieleden
1.5 Aanstelling commissieleden
1.6 Aanstellingstermijn
1.7 Profielschets CDNA-lid
1.8 Commissievergaderingen

2 Werkwijze van de CDNA
2.1 Beoordeelsoorten
2.2 Eisen aan de documentatie
2.3 Beoordelingsprocedure
2.4 Beoordelen op inhoudelijke wijze
2.5 Externe hulp
2.6 Wilde versus niet-wilde herkomst
2.7 Nieuw taxon voor Nederland
2.8 Te beoordelen ondersoorten
2.9 Hybriden
2.10 Categorieën
2.11 Gepubliceerde gevallen, niet ingediende gevallen en data-uitbreidingen
2.12 Revisie
2.13 Kans op fouten
2.14 Relatie met andere organisaties
2.15 Openbaarheid van gegevens

3 Appendices
Appendix 1 Lijst van commissieleden, adressen, functies en termijnen
Appendix 2a Lijst van beoordeeltaxa
Appendix 2b Voormalige beoordeeltaxa
Appendix 3 Lijst met soortengroepen

1 INLEIDING

1.1 Doel van de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna

De Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna (hierna: CDNA) stelt zich tot doel het verzamelen, beoordelen en archiveren van gevallen van zeldzame vogelsoorten en vogelondersoorten in Nederland. Hierbij worden in principe die soorten ‘zeldzaam’ geacht die in de afgelopen 30 jaar gemiddeld minder dan tweemaal per jaar in Nederland zijn waargenomen.

1.2 Status van de CDNA

De CDNA doet haar werk in gezamenlijke opdracht van de Dutch Birding Association (hierna: DBA) en de Nederlandse Ornithologische Unie (hierna: NOU). Deze organisaties financieren het werk van de CDNA op grond van een van tevoren vastgestelde begroting. NOU en DBA zijn eindverantwoordelijk voor het werk van de CDNA; daarbij zijn alle inhoudelijke, personele en organisatorische bevoegdheden gedelegeerd aan de CDNA.

1.3 Jaarverslag

De CDNA doet jaarlijks verslag van haar bevindingen in de vorm van een verslag van de beoordeelde waarnemingen van het voorgaande jaar en de jaren daarvoor. In de periode 1976-1993 werd dit in Limosa (het Nederlandstalig tijdschrift van de NOU) gepubliceerd. Sindsdien wordt het jaarverslag in het Engels gepubliceerd in Dutch Birding (het tijdschrift van de DBA) en sinds 2009 ook een samenvatting van dit Engelse jaarverslag in Limosa. Een lijst van deze publicaties is hier [appendix 4] te vinden. Het streven is om dit verslag binnen een jaar na afloop van het jaar van behandeling te publiceren en dus tijdig aan te bieden aan het betrokken tijdschrift. De auteurs van het jaarverslag hoeven geen lid van de CDNA te zijn; wel wordt altijd bij de auteursnamen ‘& CDNA’ toegevoegd en is de CDNA te allen tijde verantwoordelijk voor tijdige aanlevering en voor de inhoud. De redactie van het betrokken tijdschrift is verantwoordelijk voor de tekstuele redactie, opmaak en keuze van foto’s en eventuele andere illustraties bij het artikel.

1.4 Samenstelling commissie en taak commissieleden

De CDNA bestaat uit acht leden. Tot de gemeenschappelijke taak van alle leden behoort het beoordelen van gevallen. Drie van de acht leden hebben daarnaast een extra functie: voorzitter, secretaris en penningmeester. De overige leden kunnen al dan niet tijdelijk bepaalde taken uitvoeren. Tevens is ieder lid gekoppeld aan een regio, waarvoor hij coördinator is. De regiocoördinator heeft onder meer als taak om waarnemers actief te benaderen om de dossiervorming van bijzondere gevallen zo goed mogelijk rond te krijgen.

De archivaris woont de vergaderingen van de CDNA bij, maar heeft geen stemrecht bij roulerende gevallen of andere kwesties waarbij gestemd wordt in de vergadering. De externe archivaris heeft de volgende taken:

  1. overzicht houden van de binnengekomen correspondentie, deze beantwoorden ofwel delegeren naar de voorzitter en/of overige commissieleden;
  2. 2 gevallen inventariseren via publicaties in tijdschriften of websites en dossiers vormen door verzameling van deze gepubliceerde gevallen en binnengekomen indieningen;
  3. 3 deze nieuwe gevallen in de database zetten en de roulatie daarvan starten;
  4. 4 regelmatig het interne digitale systeem bijwerken door nieuwe gevallen in te voeren ofwel samen te stellen, indien nodig gevallen door te zetten naar een volgende ronde of naar de aanvaarde of niet aanvaarde gevallen.

Het verdient aanbeveling om bij de samenstelling van de commissie uit te gaan van een zo breed mogelijk spectrum uit de ‘vogelaarswereld’. Te denken valt aan een commissie met vertegenwoordigers uit de taxonomische hoek, uit de ‘twitchers-scene’, uit de inventarisatiewereld, uit de ringerswereld, aan een persoon met veel internationale contacten, aan een zeetrekteller, aan een museumspecialist, aan een geluidenspecialist enz.

DBA en NOU hebben elk een laatste stem bij de benoeming van twee leden op voordracht vanuit de commissie. Benoeming van de overige leden regelt de commissie zelf (Dutch Birding 9: 141-142, 1987). Tot nog toe is er altijd een evenredig deel NOU-leden en DBA-leden geweest (hoewel alle leden begunstiger zijn van de Dutch Birding Association zijn niet alle leden lid van de NOU).

Voor een overzicht van de huidige leden, de verdeling per regio en de huidige externe archivaris, zie appendix 1.

1.5 Aanstelling commissieleden

Leden van de CDNA kunnen op eigen initiatief namen inbrengen van potentiële kandidaten wanneer de commissie uitgebreid of gewijzigd moet worden. De CDNA neemt dan in de wintervergadering beslissing over de aanstelling van een kandidaat. Zijn er voor een vrijgekomen positie meerdere kandidaten beschikbaar dan wordt er hoofdelijk gestemd. De kandidaat met de meeste stemmen komt dan in aanmerking als nieuw lid. Bij gelijk aantal wordt door loting beslist. Voor het nieuwe kandidaat-lid wordt tenslotte toestemming gevraagd aan de DBA en de NOU. Als deze geen bezwaar hebben, treedt het nieuwe lid officieel toe (besloten op gecombineerde vergadering van Sovon Vogelonderzoek Nederland, NOU en DBA in september 1998).

1.6 Aanstellingstermijn

Leden worden in principe aangesteld voor een termijn van vier jaar. Als het lid na het verstrijken van deze termijn aangeeft te willen blijven, en de overige leden ter vergadering kunnen daarmee instemmen, dan wordt dit lid voor een tweede periode van vier jaar aangesteld. Na het verstrijken van de tweede termijn kan geen derde termijn worden verleend: een lid is dan verplicht af te treden. Eerder uittreden is ook mogelijk. Na een periode van afwezigheid van minimaal één jaar is het echter mogelijk om weer als lid toe te treden, waarbij weer de twee termijnen in acht kunnen worden genomen.

1.7 Profielschets CDNA-lid

Een CDNA-lid dient:

  • in eerste instantie een ervaren vogelaar te zijn;
  • in tweede instantie de doelstelling en werkwijze van de CDNA geheel te onderschrijven;
  • ‘determinatie’ als belangrijk interessegebied te hebben;
  • in staat te zijn beschreven waarnemingen kritisch en objectief door te lezen en van relevant commentaar te voorzien;
  • in staat te zijn gedachten helder op papier te kunnen formuleren;
  • bij voorkeur de soorten op de beoordeellijst uit het land van herkomst te kennen;
  • te beschikken over de kennis van de meest relevant geachte literatuur;
  • toegang te hebben tot een breed assortiment aan literatuur;
  • bij voorkeur bekendheid als publicist te hebben;
  • de motivatie te hebben nog niet ingediende waarnemingen te achterhalen.

1.8 Commissievergaderingen

Ten minste tweemaal per jaar (eenmaal in de winter en eenmaal in de zomer) komt de commissie in vergadering bijeen. Voorzitter en secretaris stellen een agenda op na eerst de leden te hebben gepolst over eventuele agendapunten. Vaste agendapunten zijn: opening, notulen vorige vergadering, mededelingen, binnengekomen stukken, bekijken van documentatie, bespreken nieuwe soorten voor Nederland en rondvraag. De agenda wordt tenminste twee weken voor de vergadering door de secretaris aan de leden toegestuurd. De secretaris notuleert, werkt de notulen uit en verzendt ze aan de leden uiterlijk twee weken na afloop van de vergadering. Agenda’s en notulen worden ter informatie toegezonden aan de secretarissen van het DBA-bestuur en het NOU-bestuur en aan de kernredactie van Dutch Birding. Tenslotte wordt tijdens de vergadering de datum van de volgende vergadering vastgesteld.

Een samenvatting van de notulen waarin de belangrijkste besluiten worden toegelicht, wordt als mededeling gepubliceerd in Dutch Birding en sinds 2009 ook in Limosa.

2 WERKWIJZE VAN DE CDNA

2.1 Beoordeelsoorten

De CDNA beoordeelt vogelsoorten en vogelondersoorten (taxa) die in de afgelopen 30 jaar gemiddeld minder dan twee maal per jaar in Nederland worden vastgesteld (de lijst van soorten en ondersoorten die momenteel door de CDNA wordt beoordeeld, is te vinden in appendix 2) of die nog niet in Nederland zijn vastgesteld maar wel als potentiële dwaalgast beschouwd kunnen worden. Eventuele invasies worden bij de berekening van dit gemiddelde niet meegenomen.

Bij toename van het gemiddeld aantal gevallen per jaar van een bepaald taxon kan de CDNA in vergadering besluiten dit taxon niet langer meer te beoordelen. Sovon Vogelonderzoek Nederland zal dan deze soort opnemen in haar Bijzondere Soorten Project (BSP niet-broedvogels). Bij sterke afname van het gemiddelde aantal gevallen van een taxon dat niet (meer) beoordeeld wordt, kan de CDNA besluiten om dit taxon (weer) voor onbepaalde tijd te beoordelen.

Wijzigingen in de lijst van beoordeeltaxa worden aan Sovon doorgegeven en worden gepubliceerd in een eerstvolgend nummer van Dutch Birding in de rubriek ‘CDNA-mededelingen’. De inhoud van de CDNA-mededelingen is de verantwoordelijkheid van de CDNA; de redactie van Dutch Birding of een ander tijdschrift waarin de mededeling wordt gepubliceerd is verantwoordelijk voor de tekstuele redactie en opmaak. De redactie is verplicht mededelingen die door de CDNA worden aangeboden te publiceren, op voorwaarde dat dit op tijd en in redelijkheid geschiedt. Beslissingen van de CDNA worden tevens gemeld op de CDNA-site van de DBA-website op Internet.

2.2 Eisen aan de documentatie

Om een geval te aanvaarden moet aan een aantal criteria worden voldaan (zie Limosa 58 (2): 65, 1985):

  1. De locatie moet in ieder geval op provincie nauwkeurig bekend zijn
  2. De datum moet in ieder geval op jaar en kalendermaand nauwkeurig bekend zijn
  3. Een geval moet gedocumenteerd zijn aan de hand van bijvoorbeeld foto’s, video-opnamen, geluidsopnamen, veldschetsen, beschrijvingen en/of balg

Aanvaarding enkel op grond van een beschrijving kan alleen plaatsvinden als:

  1. De beschrijving past op de betreffende soort
  2. De beschrijving andere taxa uitsluit
  3. De omstandigheden waaronder de waarneming plaatsvond punten 1 en 2 rechtvaardigen

Vooral in het geval van soorten(groepen) waarbij het beschrijven van cruciale kenmerken een sterk subjectief karakter heeft (bijvooorbeeld tinten van kleedpartijen of subtiele structuurkenmerken), is het noodzakelijk fotomateriaal ter beschikking te stellen. Dit geldt momenteel voor Hutchins’ Canadese Gans Branta hutchinsii hutchinsii en Arendbuizerd Buteo rufinus.

Speciale eisen:

  1. Alle taxa van ‘Zuidelijke Gele Kwikstaarten’ (Motacilla feldegg, M cinereocapilla en M iberia) komen in principe alleen voor aanvaarding in aanmerking indien zowel een kleedbeschrijving/foto’s als een geluidsopname beschikbaar is.
  2. Baltische Mantelmeeuwen Larus fuscus fuscus worden alleen aanvaard indien:
    1. er bewijs is dat de vogel in een fuscus-kolonie is geboren, zoals een (kleur)ring, of
    2. de vogel voldoet aan de volgende set kenmerken (Altenburg et al in Dutch Birding 33: 304-311):
      1. een tweede kalenderjaar vogel in april-juni,
      2. waarvan alle staartveren, armpennen en tenminste acht handpennen tweede-generatie veren zijn,
      3. waarvan de bovendelen donkerbruin zijn, met een mix van donkergrijze tot zwartgrijze adult-achtige veren.
      Deze kenmerken moeten fotografisch gedocumenteerd zijn.
  3. Gevallen van dode vogels (vondsten) zijn aanvaardbaar als er geen aanwijzingen zijn dat de vogel niet op de vindplaats of daar vlakbij is overleden. Deze eis dient met name te worden gesteld in havengebieden, langs rivieren, bij vliegvelden en aan de kust, omdat daar het risico van aanvoer van stoffelijke resten aanzienlijk hoger moet worden geacht dan elders.

Daarenboven zijn vondsten alleen aanvaardbaar indien: 1 er foto’s zijn gemaakt en de dode vogel bij voorkeur verzameld is; 2 er geen aanwijzingen zijn dat de vogel niet op die plek is aangespoeld; 3 er geen aanwijzingen zijn van verblijf van de vogel op een schip; 4 er geen aanwijzingen zijn van overlijden buiten de territoriale wateren; 5 de dode vogel voldoende intact is om beoordeling op de vorige vier punten mogelijk te maken.

2.3 Beoordelingsprocedure

In de werkwijze van de CDNA is een aantal fasen te onderscheiden, vanaf het moment dat een waarnemer een geval instuurt tot aan publicatie van het jaarverslag.

Fase 1 – verzamelen van gegevens

Waarnemer stuurt een waarneming in (bij voorkeur) op een door de CDNA ontworpen online waarnemingsformulier. Deze kan direct benaderd worden op dutchavifauna.nl, of benaderd worden vanuit een ingevoerde waarneming op waarneming.nl. Daarnaast kunnen waarnemingen ingestuurd worden per e-mail naar cdna@dutchbirding.nl.

Een andere mogelijkheid is dat de archivaris foto’s en/of beschrijvingen van internetsites verzamelt, nog voordat een geval is ingediend door de waarnemers. Een dergelijk geval wordt al ingevoerd in de database en krijgt daarmee alvast een archiefnummer. Deze gevallen worden op de site geplaatst in de 'verzamelronde'. De archivaris wacht echter met in roulatie brengen tot de waarnemers zelf het geval hebben ingediend. Als de waarnemers na drie maanden nog niets hebben ingediend gaat een dergelijk geval rouleren met de dan beschikbare documentatie.

Via het online formulier ingestuurde waarnemingen worden door de archivaris direct gekoppeld aan een archiefnummer. Waarnemingen die via e-mail zijn binnengekomen worden indien nodig eerste gedigitaliseerd en vervolgens gekoppeld aan een archiefnummer. De archivaris start de roulatie van een waarneming door deze te verplaatsen naar de eerste ronde. Stemmende leden ontvangen automatisch een e-mail met verzoek om beoordeling.

Fase 2 – beoordeling van de documentatie

In de eerste ronde beoordelen alle leden of een geval in hun ogen aanvaardbaar is of niet, of dat men niet tot een besluit kan komen (onthouding van stemming). Leden moeten hierbij hun oordeel geven over twee aspecten van de waarneming: 1 determinatie en 2 status (zie ook paragraaf 2.6). Zeker bij moeilijke gevallen (verwisselbare soorten, slechte omstandigheden, enzovoort) wordt de leden dringend verzocht uitgebreid commentaar te leveren, zowel bij stemmen voor als tegen, of bij onthouding. In deze ronde kunnen leden het commentaar van andere leden niet zien.

De archivaris bekijkt per geval de uitslag van de beoordeling. Er zijn dan drie mogelijkheden:

  1. een geval is aanvaard indien alle leden het geval wat betreft determinatie aanvaardbaar achten en vijf of meer leden het geval wat betreft status aanvaardbaar achten. De indiener wordt hiervan op de hoogte gesteld via een e-mail;
  2. een geval is niet aanvaard indien alle leden het geval wat betreft determinatie niet aanvaardbaar achten of alle leden de determinatie wél aanvaardbaar achten, maar vijf of meer leden het geval wat betreft status onaanvaardbaar achten. De indiener wordt hiervan op de hoogte gesteld via een e-mail met een beknopte reden van afwijzing; en
  3. een geval krijgt een extra beoordelingsronde indien er geen overeenstemming in de stemming wat betref determinatie en/of er onthoudingen van stemming zijn. In de tweede ronde kunnen leden elkaars commentaar uit de eerste ronde zien. Leden worden verzocht om inhoudelijk commentaar te leveren indien men het niet met (één van) de overige leden eens is. Als na de tweede ronde nog geen unaniem oordeel is verkregen, volgt een derde ronde waarin (doorgaans) uitsluitend nog wordt gestemd en onthouding van stemmen niet is toegestaan. Na een derde ronde wordt een geval aanvaard indien het geval niet meer dan één tegenstem heeft gekregen wat betreft determinatie en vijf of meer leden het geval wat betreft status aanvaardbaar achten. Voor een nieuwe soort voor Nederland geldt dat met betrekking tot de identificatie het geval unaniem aanvaard moet worden en vijf of meer leden het geval wat betreft status aanvaardbaar achten. Indien er na de derde ronde nog geen unaniem oordeel is verkregen met betrekking tot de identificatie, kan een geval in uitzonderlijke situaties een vierde ronde doorlopen. Het besluit hiertoe ligt bij de voorzitter.

De indiener(s) wordt (worden) op de hoogte gesteld via een e-mail met de mededeling dat het ingediende geval aanvaard danwel niet aanvaard is. Dit geldt dus niet voor gevallen die zijn behandeld op grond van een door de archivaris samengesteld dossier. Aanvaarde gevallen verschijnen in de lijst van gevallen en worden in het eerstkomende jaarverslag opgenomen. Niet-aanvaarde gevallen worden in het eerstkomende jaarverslag opgenomen (bij de niet aanvaarde gevallen) en gearchiveerd in het digitale CDNA-archief; de indiener kan contact opnemen met de CDNA met het verzoek om een uitgebreidere motivering.

Wanneer er nieuwe gegevens over een bepaald geval bekend worden, kan de CDNA in een later stadium besluiten om een geval opnieuw te beoordelen (zie paragraaf 2.12, Revisie). Ook is het mogelijk dat alle gevallen van een bepaald taxon opnieuw beoordeeld dienen te worden als van een bepaald taxon nieuwe feiten met betrekking tot herkenning en/of voorkomen bekend worden. Alvorens tot herbeoordeling over te gaan, geven alle leden (tijdens een volledige roulatieronde) hun oordeel over de wenselijkheid van een herroulatie. Bij een meerderheid van stemmen zal de herroulatie door de archivaris in gang worden gezet.

Fase 3

Alle beoordeelde gevallen worden verwerkt in het jaarverslag van het betreffende jaar van het geval of, indien een geval niet tijdig verwerkt kon worden, in het eerstkomende jaarverslag. Aanvaarde gevallen verschijnen op www.dutchavifauna.nl in de lijst van gevallen.

2.4 Beoordelen op inhoudelijke wijze

In de eerste ronde beargumenteert ieder lid waarom het geval naar zijn of haar mening al dan niet aanvaard kan worden (bij ‘hamerstukken’ kan een zeer korte argumentatie gegeven worden, of zelfs volstaan worden met ‘goede beschrijving’ of ‘beschrijving verre van volledig’). In eventuele latere beoordelingsrondes dienen commissieleden die het oneens zijn met een oordeel van andere leden een beargumenteerd commentaar te geven waarom hij of zij het er niet mee eens is. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat er commentaar wordt gegeven op punten in de beschrijving (bijvoorbeeld zaken die in tegenspraak zijn met wat bekend is uit de literatuur), en dat beschrijvingen en/of commentaren integraal worden gelezen (het heeft bijvoorbeeld geen zin te zeggen dat vogel x mogelijk een afwijkende Buizerd Buteo buteo is als er ook beschreven staat dat deze drie keer zo groot was als een Zwarte Kraai Corvus corone).

Het is wenselijk dat er puur vanuit de beschrijving of eventuele andere aanwezige documentatie (maar ook op het commentaar van de andere leden) gereageerd wordt (ondersteund met relevante feiten). Een geval dat op een aantal punten rammelt aanvaarden omdat ‘…de waarnemer bekend en/of integer’ is, of omdat ‘…de beschrijving authentiek’ overkomt, is uit den boze. Evenmin is het acceptabel om een geval af te wijzen met de vermelding ‘ik geloof er niets van…’. Ook dan wordt een beredenering van dit ‘ongeloof’ verwacht. Andere argumenten als ‘het is niet de goede tijd van het jaar’ of: ‘de locatie past niet op een dwaalgast’ dienen met de grootste voorzichtigheid in acht te worden genomen, daar op deze manier een patroon van voorkomen door de commissie zelf wordt gecreëerd. Beide argumenten kunnen echter aanleiding zijn om een geval extra kritisch te kunnen bekijken.

Het oordeel van de CDNA is primair gericht op de (onder)soortdeterminatie. Daarnaast doet de CDNA zo mogelijk uitspraken over geslacht, leeftijd/kleed en eventueel ondersoort of geografische herkomst. Deze onderdelen maken deel uit van de formele beoordeling en worden opgenomen in het jaarverslag.

Beoordeling van waarnemingen ingediend door zittende commissieleden

Waarnemingen van zittende commissieleden worden niet anders behandeld dan waarnemingen van andere waarnemers. Juist van commissieleden mag worden verwacht dat zij objectief staan ten aanzien van alle gevallen en eventueel ‘eigenbelang’ kunnen uitschakelen.

2.5 Externe hulp

Mocht tijdens de beoordelingsronden blijken dat de commissieleden te weinig ervaring of kennis hebben om het geval adequaat te kunnen beoordelen, dan is het aan te bevelen om advies te vragen aan iemand van buiten de commissie. Het inroepen van externe hulp kan door ieder lid afzonderlijk worden gedaan na ruggespraak met de voorzitter of secretaris. De informatie van een externe deskundige wordt beschouwd als advies en is niet bindend voor het uiteindelijke oordeel van de commissie.

2.6 Wilde versus niet-wilde herkomst

Indien de CDNA een positieve uitspraak heeft gedaan over de identificatie van een geval, zal worden gekeken of het geval geen betrekking heeft op een vogel van een niet-wilde herkomst. Als er aanwijzingen of gegronde vermoedens bestaan dat de vogel van niet-wilde herkomst is, dan wordt een dergelijk geval niet aanvaard. Het vermoeden van een niet-wilde herkomst kan op (één van) de volgende criteria zijn gebaseerd:

  • de vogel vertoont een voor een wilde vogel van de betreffende soort afwijkend gedrag;
  • de vogel vertoont een verdachte slijtage aan het verenkleed, een voor de soort atypische rui of vreemde vergroeiingen aan poten en/of snavel, zoals extreem lange nagels;
  • de vogel bevindt zich in een atypisch habitat;
  • de vogel draagt een verdachte ring of andere toevoeging of merktekens die in gevangenschap zijn aangebracht (bijvoorbeeld leren veters).

De status van een soort wordt bepaald door het vermogen van deze soort om in onze contreien af te dwalen. Dit wordt bepaald aan de hand van het voorkomen van de soort in omringende landen en de vergelijkbaarheid van verspreiding en dispersievermogen met soorten waarvan de wilde status in Nederland of Europa niet ter discussie staat. Het aantal exemplaren van de betreffende soort in gevangenschap wordt niet als criterium gehanteerd voor de status. Bij een uitspraak over de status van het geval zijn er twee uitspraken mogelijk:

  1. Wilde status
  2. Wilde status uitgesloten

Bij ‘Wilde status’ zal het geval op de Nederlandse Lijst worden geplaatst. Bij ‘Wilde status uitgesloten’ zal een geval gearchiveerd worden en genoemd in de appendix van niet-aanvaarde gevallen in het eerstvolgende jaarverslag.

Bij soorten waar sprake is van herintroductie elders in het West-Palearctische gebied (bijvoorbeeld Vale Gier Gyps fulvus) zijn alleen gevallen aanvaardbaar als bewezen of aannemelijk is dat het exemplaar dat in Nederland is vastgesteld in het wild is uitgebroed. Exemplaren die niet in het wild zijn uitgebroed (als zodanig herkenbaar aan bijvoorbeeld de cijfer- en/of lettercodes op kleurringen of het patroon van gebleekte staart- en/of slagpennen) worden niet aanvaard maar wel vermeld in het jaarverslag (bij ‘niet aanvaarde gevallen’).

2.7 Nieuw taxon voor Nederland

Indien een nieuwe (onder)soort voor de Nederlandse Lijst wordt ingediend zal de CDNA eerst een uitspraak doen over de identificatie van een soort. Vervolgens wordt, zoals beschreven in de vorige paragraaf, een uitspraak gedaan over de kans op natuurlijk voorkomen.

Bij ‘wilde status’ zal het geval van een nieuw taxon nogmaals de revue passeren op een commissiebijeenkomst van de CDNA (besloten op de vergadering van 10 januari 1998), waarna bij een bekrachtiging van het uiteindelijke oordeel het taxon op de Nederlandse lijst wordt geplaatst. De CSNA wordt om advies gevraagd waar het taxon op de Nederlandse lijst moet komen volgens de laatste taxonomische inzichten.

Bij ‘wilde status uitgesloten’ worden waarnemingen van dit taxon niet meer beoordeeld, echter wel gearchiveerd en genoemd in de appendix van het eerstvolgende jaarverslag.

Op de vergadering van 11 september 2004 is besloten om een nieuw taxon alleen op de Nederlandse lijst te plaatsen indien er geen enkele tegenstem is in de laatste ronde voor wat betreft de identificatie. Dat betekent dat voor een nieuw taxon het criterium van aanvaarding scherper is dan voor de andere gevallen waar één tegenstem mogelijk is (zie paragraaf 2.3, fase 2).

2.8 Te beoordelen ondersoorten

De CDNA beoordeelt alleen ondersoorten die door de CSNA als ondersoort worden erkend en (mogelijk) op eigen kracht Nederland kunnen bereiken. Van ondersoorten die in het veld als zodanig herkenbaar zijn, beoordeelt de CDNA alle meldingen. Van ondersoorten die niet in het veld herkenbaar zijn, maar wel in de hand, worden alleen vangsten (of in bepaalde gevallen geluidsopnames) beoordeeld.

2.9 Hybriden

De CDNA beoordeelt alle gevallen waarvan aangenomen wordt dat het gaat om een hybride van twee soorten waarvan tenminste één op de lijst van beoordeelsoorten staat of (nog) niet in Nederland als dwaalgast is vastgesteld (bijvoorbeeld Ringsnaveleend x Kuifeend Aythya collaris x fuligula, Azuurmees x Pimpelmees Parus cyanus x caeruleus, Amerikaanse Wintertaling x Wintertaling Anas carolinensis x crecca).

2.10 Categorieën

In de meeste landen van Europa worden categorieën onderscheiden waar soorten of gevallen van soorten worden ingedeeld. Gerald Oreel (in Dutch Birding 2: 47, 1980) heeft een voorstel gemaakt om soorten op de Nederlandse Lijst in dergelijke categorieën te delen. Tijdens de revisie van de Nederlandse Lijst over de periode 1800-1979 en daarna is echter nooit meer een serieuze poging ondernomen deze indeling voort te zetten. De categorieën worden hieronder besproken.

Categorie A houdt die gevallen in van soorten waarvan wordt aangenomen dat ze in wilde staat, zonder hulp van de mens, in Nederland voorkomen of ooit terecht zijn gekomen. Deze categorie omvat de broedvogels, regelmatige en onregelmatige doortrekkers, zomergasten, wintergasten en dwaalgasten. Dit is de Nederlandse lijst die op 1 januari 2001 468 soorten telde.

Categorie B betreft gevallen van soorten die alleen voor een bepaalde datum zijn vastgesteld. In Groot-Brittannië hanteert men als datum 31 december 1949. In Nederland heeft men in het verleden 1950 gekozen, omdat in dat jaar voor het eerst duidelijk het verschijnsel ‘dwaalgasten- en soortenjagerij’ haar intrede deed (Oreel in Dutch Birding 2: 47, 1980). Het is echter ook mogelijk 1980 te kiezen, het jaar dat Dutch Birding begon met het publiceren van jaarverslagen, of nog een ander jaartal. Het moge duidelijk zijn dat de keuze voor een jaartal arbitrair is en daardoor geen betekenis heeft voor de werkwijze van de CDNA. Categorie B wordt daarom niet gebruikt. Zou men 1950 als jaartal kiezen, dan zou in Nederland Categorie B de volgende vijf soorten omvatten, met het jaartal van het meest recente geval:

  • Oostelijke Kraagtrap Chlamydotis macqueenii 1850
  • Dunbekwulp Numenius tenuirostris 1947
  • Bandijsvogel Ceryle alcyon 1899
  • Siberische Lijster Zoothera sibirica 1856
  • Rosse Gors Emberiza rutila 1937

Kiest men 1980 als jaartal, dan worden de volgende vijf soorten toegevoegd:

  • Amerikaanse Zee-eend Melanitta americana 1977
  • Reuzenzwartkopmeeuw Larus ichthyaetus 1974-76
  • Steppehoen Syrrhaptes paradoxus 1972
  • Bruine Lijster Turdus naumanni eunomus 1955
  • Grijze Junco Junco hyemalis 1962

Categorie C omvat de geïntroduceerde soorten (exoten) die in Nederland of in het West-Palearctische gebied regelmatig (gedurende een aaneengesloten periode van minimaal 10 jaar) tot broeden komen maar waarvan alle exemplaren of hun voorouders met zekerheid uit gevangenschap afkomstig zijn. De soort voorzien van een * broedt wel in het West-Palearctische gebied, maar niet in Nederland. Op 1 januari 2004 bestond deze categorie uit de volgende 10 soorten:

  • Zwarte Zwaan Cygnus atratus
  • Indische Gans Anser indicus
  • Nijlgans Alopochen aegyptiaca
  • Mandarijneend Aix galericulata
  • Rosse Stekelstaart Oxyura jamaicensis
  • Fazant Phasianus colchicus
  • Heilige Ibis Threskiornis aethiopicus
  • Chileense Flamingo Phoenicopterus chilensis *
  • Rotsduif Columba livia
  • Halsbandparkiet Psittacula krameri

Is de keuze voor soorten in Categorie B arbitrair, het concept van Categorie D, zoals in Groot-Brittannië gehanteerd, is gefundeerd op meerdere onbekende variabelen en lijkt daarmee onbruikbaar in zijn huidige vorm. Categorie D zoals genoemd in Rare birds of Britain and Ireland (Dymond et al 1989) bevat soorten waarvan het mogelijk is dat ze in Groot-Brittannië of Ierland als echte dwaalgasten kunnen verschijnen, maar waarvan het waarschijnlijker wordt geacht dat ze uit gevangenschap afkomstig zijn. Ook worden in deze categorie gevallen van soorten opgenomen, waarvan het zeker of zeer waarschijnlijk is dat ze met behulp van schepen de Atlantische Oceaan zijn overgestoken en verder vondsten van soorten die exclusief vastgesteld zijn aan de hand van tideline corpses (vondsten van aangespoelde vogels).

De CDNA en CSNA hebben na Oreel (Dutch Birding 2: 41-47, 82-104, 1980) geen poging meer ondernomen deze D-categorie ‘op te vullen’. Voornaamste reden is dat niet objectief is vast te stellen wanneer de kans dat een soort uit gevangenschap afkomstig is groter is dan de kans dat een soort van wilde herkomst is. Contact met de internationale vogelhandel heeft aangetoond dat min of meer alle soorten in gevangenschap worden aangetroffen! Zo worden soorten als Ross’ Gans Anser rossii, Kokardezaagbek Lophodytes cucullatus en Jufferkraanvogel Grus virgo geregeld of vaak in gevangenschap aangetroffen en worden soorten als bijvoorbeeld Goudlijster Zoothera aurea, Siberische Lijster Z sibirica en Blauwstaart Tarsiger cyanurus regelmatig te koop aangeboden via advertenties van vogeltijdschriften. Soorten als Brilzee-eend Melanitta perspicillata of Koningseider Somateria spectabilis worden slechts zelden in gevangenschap aangetroffen. De termen ‘geregeld’, ‘regelmatig’, ‘vaak’ of ‘zelden’ zijn echter in hoge mate subjectief en zijn niet gebaseerd op harde cijfers. Daarnaast is het vrijwel onmogelijk om na te gaan om hoeveel exemplaren van een bepaalde soort het gaat in gevangenschap, omdat de illegale vogelhandel een niet te schatten aandeel vormt van de totale vogelhandel. Alleen al om die laatste reden is het ondoenlijk criteria of grenswaarden te definiëren voor de mate van waarschijnlijkheid of een geval een uit gevangenschap ontsnapte vogel betreft. Daarnaast zullen bovengenoemde aantallen aan schommelingen onderhevig zijn, zodat cijfers steeds (jaarlijks?) bijgesteld moeten worden. Verder zullen sommige soorten eerder ontsnappen dan andere of zullen in het wild een grotere overlevingskans hebben dan andere. Van deze factoren zijn ook geen harde cijfers beschikbaar. De CDNA en CSNA hanteren daarom alleen de volgende regel:

wanneer een soort in staat wordt geacht hier op eigen kracht te kunnen verschijnen, dan dienen gevallen van deze soort aanvaard te worden, tenzij er indicaties bestaan dat de vogel uit gevangenschap afkomstig is (zie paragraaf 2.7).

Dit is ongeacht de status van deze soort in gevangenschap. Wel kan van bepaalde soorten geëist worden dat positief is vastgesteld dat de vogel geen ring of andere tekenen van niet-wilde herkomst droeg. Deze regel werd in het leven geroepen nadat bij een aantal soorten individuen werden gezien die een ring droegen die duidde op niet-wilde herkomst. Als geldend bewijs van ongeringdheid voldoen alleen foto's of videobeelden. Dit omdat in het verleden herhaaldelijk gebleken is dat vogels die volgens (meerdere) ooggetuigen ongeringd waren toch geringd bleken te zijn. Per geval zal het geleverde bewijs worden beoordeeld.

Op dit moment zijn er acht soorten waarvoor deze regel (‘omgekeerde bewijslast’) geldt: Ross’ Gans, Siberische Taling Anas formosa, Bronskopeend A falcata, Buffelkopeend Bucephala albeola, Kokardezaagbek, Roze Pelikaan Pelecanus onocrotalus, Lammergier Gypaetus barbatus, Amerikaanse Torenvalk Falco sparverius, Sakervalk Falco cherrug en Jufferkraanvogel.

Tijdens de vergadering van de AERC op Helgoland in 1993 is besloten dat in ieder aangesloten land de gevallen van Holarctische soorten die als ontsnapt worden beschouwd worden gepubliceerd in een appendix in het jaarverslag. In Nederland werden bijvoorbeeld in 1996 en 2004 (Ebels in Dutch Birding 18: 75-78, 1996; 26: 305-314, 2004) dergelijke lijsten gepubliceerd. Gevallen van deze soorten worden door de CDNA in principe niet beoordeeld maar wel gearchiveerd.

2.11 Gepubliceerde gevallen, niet ingediende gevallen en data-uitbreidingen

Een groot deel van de waarnemingen van zeldzame vogels komt bij de CDNA terecht. Toch komt het regelmatig voor dat gevallen wel worden gepubliceerd, maar niet worden ingediend. Leden van de CDNA wordt verzocht om websites en regionale vogeltijdschriften in de gaten te houden en na ontdekking van een gepubliceerd geval (beschrijving of losse foto) deze documentatie te sturen naar de archivaris. Deze zal ze in roulatie brengen.

Bij beoordeeltaxa waarvan de determinatie lastig is, kan het gepubliceerde materiaal onvoldoende zijn om zonder aanvullende gegevens (foto’s, beschrijvingen, geluidsopnames) tot zorgvuldige beoordeling en aanvaarding te komen. Dergelijke gevallen komen zonder aanvullende gegevens niet voor aanvaarding in aanmerking. De archivaris zelf houdt Dutch Birding bij op fotomateriaal van niet-ingediende gevallen. Bij ingediende gevallen zijn de begin- of einddatum om wat voor reden dan ook niet altijd even nauwkeurig. Om te voorkomen dat er datums verloren gaan, worden die datums aangehouden die in Dutch Birding gepubliceerd zijn zoals in de rubriek 'Recente meldingen' en/of andere artikelen.

Hoewel veel Nederlandse gevallen worden ingediend is er toch maar een klein percentage waarnemers actief met het indienen. Het is de taak van de leden van de CDNA waarnemers te bewegen hun waarnemingen te documenteren en in te dienen en bij de indiening zonodig zelf een actieve rol in te spelen. Om een en ander te stroomlijnen en zo min mogelijk verloren te laten gaan is aan ieder commissielid een eigen regio toegedeeld om mensen aan te sporen gevallen in te dienen (zie appendix 1, lijst leden). Van alle CDNA-leden wordt een actieve rol verwacht bij het ingediend krijgen van waarnemingen waarvan foto’s en/of beschrijvingen in tijdschriften – anders dan Dutch Birding (zie boven) – en op websites van bijvoorbeeld vogelwerkgroepen gepubliceerd worden.

2.12 Revisie

Van tijd tot tijd zullen er gevallen zijn – hetzij aanvaard hetzij niet aanvaard – die om een herziening vragen. Elk individueel lid van de commissie (al dan niet op verzoek van een buitenstaander) kan een revisie aanvragen. Een verzoek om revisie dient aan één of meer van de volgende criteria te voldoen:

  • er zijn nieuwe feiten betreffende de waarneming aan het licht gekomen;
  • er zijn voor de determinatie van het betreffende geval relevante nieuwe aspecten naar voren gekomen die niet bij de besluitvorming waren betrokken;
  • de determinatie wordt in de bestaande literatuur aanvechtbaar geacht;
  • de besluitvorming (procedureel en/of inhoudelijk) wordt aanvechtbaar geacht.

Commissieleden spreken zich uit – rekening houdend met bovenstaande criteria – voor of tegen revisie. Bij een meerderheid van voorstemmers is er sprake van revisie en wordt het betreffend geval volgens de gebruikelijke procedure beoordeeld (besloten op 28 januari 1995). Bij ‘gelijkspel’ (4-4) is er geen meerderheid en dus geen revisie.

2.13 Kans op fouten

Bij het aanvaarden of niet aanvaarden van gevallen kunnen twee soorten fouten optreden:

  1. Een geval wordt om wat voor reden niet aanvaard. Het is niet ondenkbaar dat het wel deze soort betrof. Dit wordt een fout van de eerste soort genoemd.
  2. Een geval wordt aanvaard. Het is niet ondenkbaar dat het niet deze soort betrof. Dit wordt een fout van de tweede soort genoemd.

Om fouten van de tweede soort te voorkomen, dient de CDNA ‘streng’ te zijn in haar beoordeling. Dit heeft als gevolg dat fouten van de eerste soort automatisch zullen toenemen. Bij een mildere, lankmoedige CDNA zullen automatisch fouten van de tweede soort toenemen (Wim Wiegant, lezing DBA Texel-week 1999). Al vanaf haar oprichting heeft de CDNA gekozen voor de werkwijze om fouten van de tweede soort zoveel mogelijk te voorkomen. Consequentie zal daarbij zijn dat er relatief veel gevallen niet aanvaard worden die ‘in werkelijkheid’ aanvaard dienden te worden.

2.14 Relatie met andere organisaties

Dutch Birding Association (DBA)

Dutch Birding is verplicht bij het publiceren van artikelen over bijzondere waarnemingen het oordeel van de CDNA te vermelden. Indien er gepubliceerd wordt over een niet aanvaard geval (voor wat betreft determinatie) dan dient dit duidelijk te worden aangegeven, met name in de titel van de publicatie (bijvoorbeeld als het toch interessant is om over de determinatie te publiceren, ook al is het geval niet aanvaard). Uitgezonderd van deze afspraak zijn de rubrieken met recente meldingen waarover nog geen uitspraak van de CDNA gedaan kan zijn (WP reports, Recente meldingen en DB Actueel). Zie ook status van de CDNA 1.2.

Indien de redactie voornemens is om een gevalsartikel te publiceren voordat de aanvaarding door de CDNA heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld omdat het een te verwachten hamerstuk is) dan stelt de redactie de voorzitter van de CDNA hiervan op de hoogte. Als de voorzitter zwaarwegende argumenten heeft om (nog) niet tot publicatie over te gaan dan kan hij publicatie ontraden dan wel blokkeren.

Nederlandse Ornithologische Unie (NOU)

De CDNA doet haar werk in gezamenlijke opdracht van de NOU en de DBA. Deze organisaties financieren het werk van de CDNA op grond van een van tevoren vastgestelde begroting. NOU en DBA zijn eindverantwoordelijk voor het werk van de CDNA; daarbij zijn alle inhoudelijke, personele en organisatorische bevoegdheden gedelegeerd aan de CDNA.

Commissie Systematiek Nederlandse Avifauna

De Commissie Systematiek Nederlandse Avifauna (CSNA) is thans een zelfstandige commissie onder NOU en DBA met vergelijkbare status als de CDNA en houdt zich bezig met de naamgeving en taxonomie van in Nederland voorkomende taxa (status was ook een verantwoordelijkheid van de CSNA tussen 1997 en 2001; op 20 januari 2001 is besloten deze verantwoordelijkheid weer bij de CDNA te leggen). De CDNA conformeert zich aan beslissingen van de CSNA betreffende de taxonomische status van een taxon.

Sovon Vogelonderzoek Nederland

Een deel van het werk van Sovon bestaat uit het registreren en archiveren van onregelmatige soorten in Nederland. Van tijd tot tijd kan het voorkomen dat taxa van de beoordeellijst van de CDNA worden gehaald, omdat het aantal waarnemingen stijgt; ook kunnen taxa terug naar de CDNA- beoordeellijst gaan, omdat het aantal waarnemingen sterk daalt. In beide gevallen zal de CDNA (via de secretaris-penningmeester) Sovon hiervan op de hoogte stellen. Het is aan te bevelen dat dergelijke beslissingen onderschreven worden door beide instanties en in diverse vogeltijdschriften worden gepubliceerd, zodat waarnemers weten welke soorten ze aan welke instantie moeten doorgeven. Afspraak met Sovon is tevens dat zij in haar publicatie – wanneer het beoordeelsoorten betreft – steeds duidelijk aangeeft of een geval aanvaard dan wel niet ingediend is (door de CDNA niet aanvaarde gevallen worden niet door Sovon gebruikt) en dat waarnemingen van soorten ‘uit de verkeerde categorie’ aan elkaar worden doorgespeeld. Om een en ander te stroomlijnen is in februari 2004 Arjan Boele als ‘intermediair’ benoemd tussen Sovon en CDNA.

Vogeltrekstation Nederland

Ringers treffen met enige regelmaat een dwaalgast aan in hun netten; van sommige soorten op de Nederlandse lijst zijn zelfs alle gevallen te danken aan ringvangsten. Afspraak is dat dergelijke gevallen automatisch aan de CDNA worden doorgespeeld (de ringers kunnen de gevallen uiteraard rechtstreeks aan de CDNA sturen, of naar het Vogeltrekstation die de gegevens dan naar de CDNA doorstuurt). Om een en ander te stroomlijnen is André van Loon als ‘intermediair’ benoemd tussen het Vogeltrekstation cq. de ringers en de CDNA.

AERC (Association of European Rarities Committees)

De AERC richt zich op het bundelen van de krachten van de Europese beoordelingscommissies, en het komen tot een aantal uniforme afspraken betreffende verschillende onderwerpen (zie voor verdere informatie Dutch Birding 15: 31-32, 1993; 16: 211-212, 1994). Iedere twee jaar houdt de AERC een bijeenkomst.

2.15 Openbaarheid van gegevens

Alle gegevens in het CDNA-archief zijn openbaar toegankelijk voor diegenen die onderzoek willen doen naar zeldzame vogels in Nederland. Dit kunnen individuele waarnemers of auteurs van artikelen en boeken of ornithologisch gerelateerde media zijn. Aanvragen dienen te worden gericht aan de archivaris; bij ongebruikelijke aanvragen (grote hoeveelheden informatie, onduidelijke motieven) dient de archivaris te overleggen met de voorzitter alvorens gegevens worden toegezonden of vrijgegeven voor inzage en treedt de voorzitter zonodig in overleg met de besturen van NOU en DBA. Bij substantiële kosten kan een vergoeding van de gemaakte onkosten gevraagd worden aan de aanvrager(s).

APPENDICES

Appendix 1. Lijst van commissieleden, adressen, functies en termijnen

Algemeen postadres

CDNA
Ieplaan 112
2565 LR Den Haag
cdna@dutchbirding.nl

Archivaris

Gerjon Gelling
per mei 2017 (eerste termijn verloopt mei 2021)


Stemmende leden

Garry Bakker

regiocoördinator: Limburg en Zeeland

per mei 2016 (eerste termijn verloopt mei 2020)

Christian Brinkman
regiocoördinator: Utrecht
per januari 2015 (eerste termijn verloopt januari 2019)

Diederik Kok
regiocoördinator: Noord-Holland
per april 2015 (eerste termijn verloopt april 2019)

James Lidster
regiocoördinator: Gelderland en Overijssel
per januari 2015 (eerste termijn verloopt januari 2019)

Eddy Nieuwstraten (Voorzitter)
regiocoördinator: Noord-Brabant
per juli 2015 (eerste termijn verloopt juli 2019)

Thijs Fijen
regiocoördinator: Flevoland
per maart 2017 (eerste termijn verloopt maart 2021)

Vincent van der Spek
regiocoördinator: Zuid-Holland
per april 2015 (eerste termijn verloopt april 2019)

Rik Winters [penningmeester]
regiocoördinator: Friesland, Groningen en Drenthe
per mei 2011 (tweede termijn verloopt mei 2019)