Broedt in rotsige regio's van zuidelijk Europa, Noord-Afrika, Turkije, Arabisch Schiereiland, Zuid-Rusland, Iran en oost tot in Zuidwest-Siberië en Noord-Mongolië en in het zuiden oost via Pakistan en de Himalaya's tot in China; overwintert in het Mediterrane gebied en hier en daar in de noordhelft van Afrika, Midden-Oosten, India en Zuid-China.

De soort werd voor het eerst in november 2006 waargenomen, met telkens twee exemplaren op maar liefst drie plekken. Het laatste van de drie duo's liet zich 11 dagen lang uitvoerig bekijken in de bebouwde kom van Hoorn, Noord-Holland. Sindsdien zijn er tot 2016 nog twee najaarsgevallen geweest in 2009, met opnieuw een exemplaar dat zich dagenlang liet zien rond de St Pietersberg, Limburg, en er was een najaarsgeval van twee exemplaren (dus opnieuw een duo) langs Westkapelle, Zeeland. Verder westelijk, in Brittannië, is de soort even zeldzaam met acht gevallen in 1800-2006, waarvan het eerste pas in 1988; de Britse vogels kwamen niet uitsluitend in oktober-november zoals in Nederland maar vooral in april-juli met slechts twee in oktober (en geen in november).

ABvdBerg [2016]