Broedt van Centraal-Siberië tot de Zee van Okhotsk; overwintert in Zuidoost-Azië.

De soort werd tot 1 januari 1997 beoordeeld door de CDNA. Sinds 1980 wordt de soort ieder jaar vastgesteld, in toenemend aantal. Aangezien hij duidelijke veldkenmerken heeft en geen geheimzinnig gedrag vertoont, lijkt deze toename reëel en niet louter toe te schrijven aan verbeterde vangtechnieken van ringers of een grotere dichtheid aan waarnemer (cf Oriolus 60: 3-17, 1994, Ring Migrat 19: 7-12, 1998). Het is in dit verband interessant dat het eerste geval voor België op 19-20 november 1971 te Het Zwin, Knokke, West- Vlaanderen, van nog recentere datum was dan de eerste twee Nederlandse gevallen in 1963-64 (Wielewaal 38: 236-237, 1972). Ook was er tot 1950 maar één geval (in 1896) voor Brittannië waar de jaarlijkse aantallen sindsdien sterk toenamen met 543 gevallen tot en met 1990 (BB 85: 540, 1992). Op twee na waren alle Nederlandse gevallen tussen 1 oktober en 8 december, met een hoogtepunt in de tweede helft van oktober. De meest bijzondere waarneming betrof het enige overwinteringsgeval van 20 januari tot 30 maart 1975 in een buitenwijk van Wageningen, Gelderland, ver in het binnenland. Het enige voorjaarsgeval betrof een vogel in de vierde week van april 1988 in een woonwijk van Den Haag, Zuid-Holland. Het is opmerkelijk dat meer dan de helft van de gevallen afkomstig was van het 87 km lange, meest noordwestelijke stuk van de Noordzeekust van Vlieland, Friesland, tot en met Castricum, Noord-Holland. In 1986-95 bezochten vele vogelaars ieder jaar gedurende eind oktober de Dutch Birding-vogelweek op Texel, Noord-Holland, hetgeen ten dele het hoge aantal gevallen voor dat eiland kan verklaren. Er is daarentegen slechts één najaarsgeval (in Limburg) voor de zes provincies met de kortste of geen kustlijn: Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. In de afgelopen jaren lijken de aantallen nog steeds toe te nemen.

In 1994 werden in Brittannië ten minste 180 exemplaren aangetroffen (Vinicombe & Cottridge 1996). In 1996 vond de tot dan toe grootste influx voor Noordwest-Europa plaats (DB 18: 270, 278, 330, 332-334, 1996 (foto)). Een aantal gevallen in 1996 is (nog) niet ingediend bij de CDNA waaronder zeven ringvangsten (VT-archief). In oktober 1997 was opnieuw sprake van een grote influx in het noorden van Europa met onder meer c 155 in oktober-november in Brittannië en vanaf 12 oktober 26 in Nederland (DB 19: 308, 312, 1997, Plomp et al 1998).

Zeldzame vogels van Nederland [2001]