11, 15 · 42, 66 · 0

Dwerggans

CDNA beoordeelsoort: nee
laatste jaar beoordeeld door CDNA: 1989

Anser erythropus  ·  Lesser White-fronted Goose

Broedt van Noord-Scandinavië oost tot Noordoost-Siberië. In westelijk overwinteringsgebied sterk in aantal afgenomen; dichtstbijzijnde belangrijke grote wintergroepen thans in Noord-Kazakhstan met 7900 exemplaren in oktober 1996 en in China met 13 700 in februari 1997 bij Oost-Dongtingmeer.

De soort werd van 1 januari 1976 tot 1 januari 1990 door de CDNA beoordeeld (LM 55: 127, 1982; 62: 117, 1989; 64: 62, 1991). Gevallen van vóór 1976 werden niet beoordeeld en dienen vanwege verwarring met Kolganzen A albifrons  met het nodige voorbehoud te worden geciteerd. Gekleurringde vogels van herintroductieprojecten in Scandinavië werden in het algemeen niet door de CDNA beoordeeld en geregistreerd (cf LM 60: 197, 1987). Aangezien kleurringen niet onder alle omstandigheden zichtbaar zijn, kan een aantal van de aanvaarde individuen in feite toch gekleurringd zijn geweest.

In de 19e eeuw stond de soort bekend als vrij zeldzaam en in 1900-68 als zeldzaam (cf Eykman et al 1941, Kist et al 1970). Kist et al (1970) vermelden voor 1908-68 41 gevallen. Dit waren 14 verzamelde en twee waargenomen exemplaren in 1908-49 (cf Eykman et al 1941, 1949) en 10 geschoten of gevangen en 15 waargenomen exemplaren in 1950-68; al deze gevallen dateerden van september-maart. Sinds 1969 werd de soort in vrijwel iedere winter vastgesteld en vooral vanaf 1980 in toenemend aantal. Gedurende de beoordelingsperiode 1976-89 werden veel meldingen niet ingediend bij de CDNA (zie bijvoorbeeld van den Bergh et al 1979, Gerritsen & Lok 1986, Lensink 1993, Leys et al 1993, Gunter De Smet in litt). De toename was vooral vooral te danken aan het Zweedse herintroductieproject waarvan de vogels de winter in Nederland doorbrachten (Ardea 79: 305-306, 1991, DB 15: 220-224, 1993; 17: 70-72, 1995, Vår Fågelvärld 55 (3): 3-19, 1996). Data betreffende gekleurringde vogels zijn opvraagbaar bij het team van het Zweedse herintroductieproject (cf DB 18: 284, 1996). Met name sinds c 1984 is het Zweedse herintroductieproject zo succesvol geworden dat het door vermenging onmogelijk werd om wilde en geïntroduceerde vogels te onderscheiden. Hierom achtte de CDNA het niet langer zinvol de soort na 1 januari 1990 nog te beoordelen of te registreren (LM 61: 165, 1988; 62: 196, 1989). Sinds 1990 zijn veel in Nederland gemaakte foto’s van de soort gepubliceerd (bijvoorbeeld DB 15: 40, 222, 1993; 16: 86, 1994; 17: 70-72, 1995, BW 8: 49, 1995). Nadat de CDNA besloot de soort vanaf 1989 niet meer te beoordelen, bleven de aantallen toenemen. Behalve uit Zweden afkomstige vogels werd in Nederland in het winterhalfjaar in 1990-96 ook ten minste één exemplaar van een Fins herintroductieproject aangetroffen (DB 15: 266, 1993). Alvorens naar Nederland te trekken, verbleef jaarlijks een hoog aantal Zweedse vogels tot ver in september in een ruigebied bij Hudiksvall, Hälsingland, Zweden. De meeste werden vanaf half oktober in Nederland gezien waar ze gewoonlijk lange tijd verbleven rond Anjum, Dongeradeel, Friesland, en Strijen, Zuid-Holland (DB 17: 70-72, 1995). Zo was in 1992 een groep van 10 in oktober-december aanwezig te Anjum en vier te Strijen. In 1993 verbleven eind oktober maximaal 14 vogels te Anjum en drie te Strijen. In 1994 verbleef een groep van 12 (twee families) vanaf 17 oktober te Anjum en een groep van 11 (twee andere families) vanaf 30 oktober te Strijen; bovendien werden er in de rest van de winter van 1994/95 op verscheidene plaatsen maximaal 10 ongeringde solitaire exemplaren gezien. In 1995 werden er op 21 oktober 20 geteld te Anjum en op 12 november zeven te Strijen (DB 17: 259, 1995). In 1996 nam het aantal bij Anjum toe van ten minste één op 3 oktober tot 18 op 17 oktober (DB 18: 265, 1996). Overigens werden sinds 1990 ook elders groepen gezien; in de winters van 1995/96 en 1996/97 verbleven groepen van c 10 te Petten, Zijpe, Noord-Holland. In de winter van 1997/98 werden opnieuw groepen van ten minste 10 exemplaren gezien in de bekende gebieden van Anjum (cf Plomp et al 1998), Petten (maximaal 22 van 17 oktober tot 5 maart 1998; DB 20: 111- 113, 1998 (foto)) en Strijen terwijl er ook groepen van maximaal zeven elders werden vastgesteld zoals in Limburg en Zeeland. In de winters van 1998/99, 1999/2000 en 2000/2001 werden er ongeveer evenveel geteld met onder meer maximaal 28 te Petten.

Resumerend, er verbleven sinds 1994 ‘s winters vanaf eind september c 50 exemplaren in Nederland waarvan de meeste afkomstig van Zweden. Gewoonlijk bleven de vogels tot in april. Zo werd bijvoorbeeld op 4 april 1996 een groep van 24 (waarvan ten minste twee gekleurringde) gezien in het gebied rond Anjum en werden de volgende dag negen aangetroffen bij het nabijgelegen Zoutkamp, De Marne, Groningen (DB 18: 144, 1996).

Zeldzame vogels van Nederland [2001]

Dwerggans Jef de Ridder, Reimerswaal (ZL)
jaren | maanden | decades | verblijfsduur

datum prov, gemeente
1. 4 januari 1976 ZL Terneuzen
2. 17 januari 1976 OV Olst-Wijhe
3. 17 januari 1976 ZL Goes
17 januari 1976 ZL Borsele
17 januari 1976 ZL Kapelle
17 januari 1976 ZL Reimerswaal
4. 19 januari 1976 FL Noordoostpolder
5. 13 t/m 14 februari 1976 ZL Hulst
6. 3 t/m 11 april 1976 ZH Goeree-Overflakkee
7. 30 januari 1977 ZL Noord-Beveland
8. 6 februari t/m 12 maart 1977 ZL Hulst
9. 27 februari t/m 5 maart 1977 FL Dronten
27 februari t/m 5 maart 1977 FL Lelystad
6 maart 1977 LI Maasbracht
10. 21 t/m 27 januari 1979 LI Maasgouw
11. 25 maart 1979 FL Lelystad
25 maart 1979 FL Dronten
12. 2 februari 1980 GE Zevenaar
13. 10 t/m 17 februari 1980 DR Westerveld
10 t/m 17 februari 1980 DR Westerveld
14. 21 februari 1980 FR Súdwest-Fryslân
15. 24 t/m 25 december 1980 ZL Borsele
24 t/m 25 december 1980 ZH Goes
16. 11 januari 1981 FR Súdwest-Fryslân
17. 2 februari 1981 FR De Fryske Marren
18. 12 februari t/m 13 maart 1981 ZL Hulst
19. 2 maart 1981 FR Súdwest-Fryslân
20. 15 januari 1982 NB Steenbergen
21. 2 februari 1982 FR De Fryske Marren
22. 3 februari 1982 NB Vught
23. 7 februari 1982 FR Súdwest-Fryslân
24. 13 februari 1982 ZL Reimerswaal
25. 27 februari 1982 FR Súdwest-Fryslân
26. 26 t/m 28 december 1982 ZL Borsele
27. 11 februari 1983 ZH Goeree-Overflakkee
28. 13 februari 1983 ZL Reimerswaal
29. 1 t/m 15 december 1984 FL Dronten
30. 28 t/m 29 december 1984 ZH Goeree-Overflakkee
31. 30 december 1984 ZL Sluis
32. 27 februari 1985 ZL Reimerswaal
33. 28 februari 1985 ZL Reimerswaal
34. 21 december 1985 OV Staphorst
35. 24 december 1985 ZL Hulst
36. 30 t/m 31 december 1985 ZH Goeree-Overflakkee
37. 30 december 1986 t/m 4 januari 1987 FL Dronten
38. 2 januari 1987 ZL Borsele
39. 10 januari 1987 FL Zeewolde
40. 6 december 1987 FL Dronten
41. 9 januari t/m 10 februari 1988 ZH Hoeksche Waard
42. 13 januari 1988 ZL Reimerswaal
43. 23 januari 1988 FL Dronten
44. 12 t/m 13 maart 1988 FR Noardeast-Fryslân
45. 4 december 1988 ZL Reimerswaal
46. 10 januari 1989 ZL Reimerswaal
47. 14 januari 1989 UT Stichtse Vecht
48. 30 november 1989 ZL Hulst
49. 2 t/m 3 december 1989 FL Lelystad
50. 8 december 1989 ZH Goeree-Overflakkee
51. 15 december 1989 ZH Hoeksche Waard
52. 16 december 1989 ZL Hulst
53. 25 december 1989 FL Dronten
één geval aantal gevallen geclusterd, zoom in voor individuele gevallen
vervolglocatie van een geval geval binnen deze gemeente, hetzij geval niet nauwkeuriger bekend, of kwetsbare plaats