Handboek Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna
17 februari 2021 · CDNA
Dutch Birding Association/Nederlandse Ornithologische Unie
1 Inleiding
1.1 Doel van de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna
1.2 Status van de CDNA
1.3 Samenstelling commissie en taak commissieleden
1.4 Aanstelling commissieleden
1.5 Aanstellingstermijn
1.6 Profielschets CDNA-lid
1.7 Commissievergaderingen
2 Werkwijze van de CDNA
2.1 Beoordeelsoorten
2.2 Eisen aan de documentatie
2.3 Richtlijnen voor documentatie moleculaire onderzoeksdata
2.4 Beoordelingsprocedure
2.5 Beoordelen op inhoudelijke wijze
2.6 Externe deskundigheid en advies
2.7 Wilde versus niet-wilde herkomst
2.8 Nieuw taxon voor Nederland
2.9 Te beoordelen ondersoorten
2.10 Hybriden
2.11 Categorieën zeldzaamheden
2.12 Gepubliceerde gevallen, niet ingediende gevallen en data-uitbreidingen
2.13 Revisie
2.14 Kans op fouten
2.15 Relatie met andere organisaties
2.16 Openbaarheid van gegevens
3 Appendices
3.1 Appendix 1. Lijst van commissieleden, adressen, functies en termijnen
3.2 Appendix 2. Versies handboek CDNA
3.3 Appendix 3. Nuttige links
1 INLEIDING
1.1 Doel van de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna
De Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna (hierna: CDNA) stelt zich tot doel het verzamelen, beoordelen en archiveren van gevallen van zeldzame vogelsoorten en vogelondersoorten in Nederland. Hierbij worden in principe die soorten ‘zeldzaam’ geacht die in de afgelopen 30 jaar gemiddeld minder dan twee maal per jaar in Nederland zijn waargenomen.
1.2 Status van de CDNA
De CDNA doet haar werk in gezamenlijke opdracht van de Dutch Birding Association (hierna: DBA) en de Nederlandse Ornithologische Unie (hierna: NOU). Deze organisaties financieren het werk van de CDNA op basis van een begroting. NOU en DBA zijn eindverantwoordelijk voor het werk van de CDNA; daarbij zijn alle inhoudelijke, personele en organisatorische bevoegdheden gedelegeerd aan de CDNA.
1.3 Samenstelling commissie en taak commissieleden
De CDNA bestaat uit acht stemmende leden. Tot de gemeenschappelijke taak van alle leden behoort het beoordelen van gevallen van zeldzame vogels op zowel identificatie als status. Drie van de acht leden hebben daarnaast een extra functie: voorzitter, secretaris en penningmeester. Ieder lid is daarnaast gekoppeld aan een regio, waarvoor hij of zij coördinator is. De regiocoördinator heeft onder meer als taak om, samen met de archivaris, waarnemers actief te benaderen om de dossiervorming van gevallen zo goed mogelijk rond te krijgen.
De archivaris woont de vergaderingen van de CDNA bij, maar heeft geen stemrecht bij roulerende gevallen of andere kwesties waarover gestemd wordt in de vergadering (dit geldt tevens voor een eventuele assistent archivaris). De archivaris heeft de volgende taken:
- Gevallen verzamelen en voorbereiden voor roulatie;
- De procesgang van gevallen in roulatie bewaken;
- Correspondentie naar de indieners over de uitkomst van de beoordeling door de CDNA;
- Zorg dragen voor ontvangst en afhandeling van de binnengekomen correspondentie.
1.4 Aanstelling commissieleden
Leden van de CDNA kunnen gemotiveerd namen inbrengen van potentiële kandidaten wanneer de commissie uitgebreid of gewijzigd moet worden. De CDNA neemt na beraadslaging op basis van meerderheid van stemmen een beslissing over de voordracht van een kandidaat. Het nieuwe kandidaat-lid wordt daarop formeel voorgedragen aan de besturen van DBA en de NOU. Als de kandidaat en de besturen instemmen met de voordracht treedt het nieuwe lid officieel toe.
1.5 Aanstellingstermijn
Leden worden in principe aangesteld voor een termijn van vier jaar. Als het lid na het verstrijken van deze termijn aangeeft te willen blijven, en de overige leden ter vergadering kunnen daarmee instemmen, dan wordt dit lid voor een tweede periode van vier jaar aangesteld. Na het verstrijken van de tweede termijn kan geen derde termijn worden verleend: een lid is dan verplicht af te treden. Eerder uittreden is ook mogelijk. Na een periode van afwezigheid van minimaal één jaar is het echter mogelijk om weer als lid toe te treden, waarbij weer de twee termijnen in acht kunnen worden genomen.
1.6 Profielschets CDNA-lid
De CDNA streeft permanent naar het verbreden van haar kennis en naar het ontwikkelen van een groot netwerk om een scherp beeld van trends en ontwikkelingen in de ornithologie te behouden. De CDNA probeert via haar leden contact te houden met vogelaars die een focus hebben op zeldzaamheden en determinatie, maar ook bij de meer op onderzoek en tellingen gerichte vogelaars. Samenwerking is bijvoorbeeld gericht op Europese zeldzaamhedencommissies, taxonomen, conservatoren, ringers, wetenschappers en geluidenexperts.Er wordt gestreefd naar een samenstelling van de CDNA met leden die naast brede kennis van determinatie ook specialismen hebben. Daarnaast is een CDNA-lid:
- een actieve vogelaar die herkenning en determinatie als belangrijke deskundigheid heeft;
- op de hoogte van de werkwijze van de CDNA, die hij/zij onderschrijft;
- kritisch, objectief en analytisch;
- goed in staat zich mondeling en schriftelijk uit te drukken;
- bij voorkeur ervaren met determinatie van de soorten op de beoordeellijst;
- op de hoogte van relevante literatuur.
1.7 Commissievergaderingen
Tweemaal per jaar (eenmaal in de winter en eenmaal in de zomer) is er een besluitvormende vergadering. Bij voorkeur komt hiervoor de voltallige commissie in vergadering bijeen. Voorzitter en secretaris stellen in overleg met de leden een agenda op. De agenda wordt ruim voor de vergadering door de secretaris aan de leden toegestuurd. De secretaris werkt de notulen uit en verzendt ze zo spoedig mogelijk na afloop van de vergadering. Agenda’s en notulen worden ter informatie toegezonden aan de secretarissen van het DBA-bestuur en het NOU-bestuur. Een samenvatting van de notulen waarin de belangrijkste besluiten worden toegelicht, wordt als mededeling gepubliceerd in Dutch Birding en op de site van Dutch Avifauna. Dit geldt eveneens voor andere CDNA-besluiten en -mededelingen.
1.8 Jaarverslag
De CDNA doet jaarlijks verslag van haar bevindingen in de vorm van een verslag van de beoordeelde waarnemingen van het voorgaande jaar en de jaren daarvoor. De jaarverslagen zijn en worden gepubliceerd in Dutch Birding (het tijdschrift van de DBA) en/of Limosa (het Nederlandstalig tijdschrift van de NOU). Nieuwe publicaties worden beschikbaar gemaakt via de website Dutch Avifauna.
In principe wordt het jaarverslag binnen een jaar na afloop van het behandeling gepubliceerd. De auteurs van het jaarverslag hoeven geen lid van de CDNA te zijn; wel wordt altijd bij de auteursnamen ‘& CDNA’ toegevoegd. De CDNA is te allen tijde verantwoordelijk voor tijdige aanlevering en voor de inhoud.
2 WERKWIJZE VAN DE CDNA
2.1 Beoordeelsoorten
De CDNA beoordeelt vogelsoorten en vogelondersoorten (taxa) die in de afgelopen 30 jaar gemiddeld minder dan twee maal per jaar in Nederland worden vastgesteld (de lijst van soorten en ondersoorten die momenteel door de CDNA wordt beoordeeld, staat gepubliceerd op Dutch Avifauna), of die nog niet in Nederland zijn vastgesteld maar wel als potentiële dwaalgast beschouwd kunnen worden. Eventuele invasies worden bij de berekening van dit gemiddelde niet meegenomen.
Bij toename van het gemiddeld aantal gevallen per jaar van een bepaald taxon kan de CDNA in vergadering besluiten dit taxon niet langer meer te beoordelen. Bij sterke afname van het gemiddelde aantal gevallen van een taxon dat niet (meer) beoordeeld wordt, kan de CDNA besluiten om dit taxon (weer) voor onbepaalde tijd te beoordelen.
Wijzigingen in de lijst van beoordeeltaxa worden aan Sovon doorgegeven en worden gepubliceerd met de overige CDNA-besluiten. Tevens worden beheerders van de site waarneming.nl hierover op de hoogte gesteld.
2.2 Eisen aan de documentatie
Om een geval te aanvaarden moet aan een aantal criteria voldaan worden:
- De locatie moet in ieder geval op provincie nauwkeurig bekend zijn;
- De datum moet in ieder geval op jaar en kalendermaand nauwkeurig bekend zijn;
- Een geval moet gedocumenteerd zijn aan de hand van bijvoorbeeld foto’s, videoopnamen, geluidsopnamen, veldschetsen, beschrijvingen en/of balg.
- De beschrijving past op de betreffende soort;
- De beschrijving andere taxa uitsluit;
- De omstandigheden waaronder de waarneming plaatsvond punten 1 en 2 rechtvaardigen.
Gevallen van dode vogels (vondsten) zijn aanvaardbaar als het aannemelijk is dat de vogel op de vindplaats of daar vlakbij is overleden. Deze eis dient met name te worden gesteld in havengebieden, langs rivieren, bij vliegvelden en aan de kust, omdat daar het risico van aanvoer van stoffelijke resten aanzienlijk hoger moet worden geacht dan elders. Daarenboven zijn vondsten alleen aanvaardbaar indien:
- Er foto’s zijn gemaakt en/of de dode vogel bij voorkeur verzameld is;
- Er geen aanwijzingen zijn dat de vogel niet op die plek is aangespoeld;
- Er geen aanwijzingen zijn van verblijf van de vogel op een schip;
- Er geen aanwijzingen zijn van overlijden buiten de territoriale wateren;
- De dode vogel voldoende intact is om beoordeling op de vorige vier punten mogelijk te maken.
- Alle taxa van ‘Zuidelijke Gele Kwikstaarten’ (Motacilla feldegg, M cinereocapilla en M iberiae) komen in principe alleen voor aanvaarding in aanmerking indien zowel een kleedbeschrijving/foto’s als een geluidsopname beschikbaar is.
- Baltische Mantelmeeuwen Larus fuscus fuscus worden alleen aanvaard indien: er bewijs is dat de vogel in een fuscus-kolonie is geboren, zoals een (kleur)ring, of de vogel voldoet aan de volgende set kenmerken (Altenburg et al in Dutch Birding 33: 304-311):
- een tweede kalenderjaar vogel in april-juni;
- waarvan alle staartveren, armpennen en tenminste acht handpennen tweedegeneratie veren zijn;
- waarvan de bovendelen donkerbruin zijn, met een mix van donkergrijze tot zwartgrijze adult-achtige veren.
2.3 Richtlijnen voor documentatie moleculaire onderzoeksdata
Moleculair onderzoek, meestal op basis van DNA, vormt in toenemende mate een instrument om te komen tot determinatie van zeldzame vogels. Tot op heden beschikte de CDNA meestal uitsluitend over de conclusie van dergelijk onderzoek; de voorafgaande procedure was voor de commissie meestal een ‘black box’. Dit maakt het lastig of onmogelijk om achteraf na te gaan of conclusies op basis van moleculair onderzoek gerechtvaardigd zijn. Daarom heeft de CDNA hiernavolgend protocol opgesteld (het ‘cDNA-protocol’) voor gevallen waarbij moleculair onderzoek een rol speelt.
Doel is om informatie te archiveren die nodig kan zijn om de juistheid van conclusies op basis van eerder uitgevoerd moleculair onderzoek te controleren, of die het de CDNA in staat stelt het onderzoek te (laten) reproduceren. De meest elementaire informatie in dezen is informatie over de aard van het onderzochte stuk DNA (bijvoorbeeld mtDNA) en de sequentie (de basenpaarvolgorde van het onderzochte stuk DNA). Om deze inzichtelijk te maken voor de buitenwereld en om een vergelijking mogelijk te maken met referentiemateriaal, is het essentieel dat deze wordt opgenomen in GenBank (https://www.ncbi.nlm.nih.gov/genbank) en op deze wijze voor de CDNA traceerbaar is.
De CDNA wenst een aantal essentiële gegevens gestandaardiseerd vast te leggen in gevallen waar moleculair onderzoek een rol speelt. Deze gegevens hebben betrekking op een aantal aspecten ten aanzien van 1. Uitgangsmateriaal; 2. Analyse en 3. Determinatie.
1. Uitgangsmateriaal
- Door wie, wanneer en waar verzameld?
- Bronmateriaal: veer, poep, bloed, hele vogel, …
- Zijn er delen van het bronmateriaal bewaard gebleven? Locatie/contactgegevens
2 Analyse
- Adres instituut, contactpersoon
- Wanneer is DNA-extractie verricht? Is er materiaal bewaard gebleven? Locatie/contactgegevens
- Soort analyse: mtDNA/autosomaal DNA/isotopen/…
- Welke delen van het genoom/isotopen zijn onderzocht? Aantal baseparen? CytB/ND2/CO1/…
- GenBank-nummer
- Sequentie: bijv. CTGAAACTTCGCGTCACTATTCAATCTC… etc. (zoals gearchiveerd in GenBank)
- Opmerkingen die inzichtelijk maken hoe de analyse tot stand is gekomen.
3. Determinatie
- Welk referentiemateriaal in GenBank is gebruikt om tot de determinatie te komen?
- GenBank-nummers
- Opmerkingen die inzichtelijk maken hoe de determinatie tot stand is gekomen.
Op basis van referentiemateriaal in GenBank werd aangenomen dat een in Nederland gevangen boszanger Phylloscopuseen Milne-Edwards Boszanger P. armandii moest zijn. Nadere analyse van het referentiemateriaal leerde dat dit foutief was en vermoedelijk een verkeerd gearchiveerde Raddes Boszanger P schwarzi betrof. GenBank gebruikt bovendien een taxonomie die losstaat van de IOC-lijst (en andere lijsten). Er kunnen dus matches worden gevonden (of niet) welke vreemd kunnen voorkomen of leiden tot een verkeerde interpretatie van gegevens.
Om deze redenen wil de CDNA zicht houden op het proces dat heeft geleid tot een uiteindelijke determinatie (of uitspraak over herkomst, in geval van isotopenanalyse) op basis van moleculair materiaal.
Indien er twijfel is over de juistheid van de conclusie van een moleculair onderzoek, zal de CDNA een onafhankelijke deskundige consulteren om de onderbouwing te toetsen (zie ook paragraaf 2.7).
2.4 Beoordelingsprocedure
In de werkwijze van de CDNA is een aantal fasen te onderscheiden, vanaf het moment dat een waarnemer een geval instuurt tot aan publicatie van het jaarverslag.
Verzamelen van gegevens
De waarnemer stuurt een waarneming in op de door CDNA gestandaardiseerde online waarnemingsformulieren via www.dutchavifauna.nl. Waarnemers die een beoordeelsoort melden via waarneming.nl worden automatisch naar deze formulieren geleid. Daarnaast kunnen waarnemingen ingestuurd worden per e-mail naar cdna@dutchbirding.nl.
Het initiatief voor het indienen van de waarneming ligt allereerst bij de waarnemer(s), bij voorkeur de ontdekkers. Waarnemers worden verzocht hun waarneming binnen drie maanden in te dienen. Via het online formulier ingestuurde waarnemingen worden door de archivaris direct gekoppeld aan een archiefnummer door ze in de ‘verzamelronde’ te plaatsen.
Ter voorbereiding op de beoordeling kan de archivaris voor een nog niet ingediende waarneming alvast foto’s en/of beschrijvingen van internetsites verzamelen. Een dergelijk geval wordt ingevoerd in de database en krijgt daarmee alvast een archiefnummer. De archivaris wacht met in roulatie brengen tot de waarnemers zelf het geval hebben ingediend; de archivaris kan contact opnemen met de waarnemers om hen hiertoe aan te sporen. De archivaris start de roulatie door een (ingediende) waarneming te verplaatsen naar de eerste ronde. Stemmende leden ontvangen automatisch een e-mail met verzoek om beoordeling.
Indien de waarnemers na drie maanden de waarneming nog niet hebben ingediend, kan de archivaris besluiten een geval vanuit de ‘verzamelronde’ officieel in roulatie te brengen. Dit heeft nadrukkelijk niet de voorkeur aangezien de kans hiermee bestaat dat belangrijke en relevante informatie niet in het dossier wordt opgenomen. Voor deze werkwijze wordt gekozen bij gevallen met beschikbare documentatie, waarbij tijdens de beoordeling weinig tot geen discussie te verwachten lijkt en voor gevallen waarin waarnemers herhaaldelijk niet reageren op een verzoek om het geval in te dienen.
Indien een waarneming wordt ingediend die langer dan drie jaar geleden is gedaan, dan wordt de waarnemer verzocht op het waarnemingsformulier expliciet aan te geven of de waarneming niet eerder is ingediend (en zo niet: waarom), hoe de beschrijving tot stand is gekomen en om een kopie (scan/foto) van de originele veldnotities toe te voegen aan het formulier wanneer duidelijke foto’s of geluidsopnamen ontbreken.
Beoordeling van de documentatie
Een geval wordt in principe over maximaal drie ronden beoordeeld. Leden geven hierbij hun oordeel over twee aspecten van de waarneming: 1 determinatie (bij voorkeur inclusief leeftijd en geslacht), en 2 status (zie ook paragraaf 2.5). De eerste ronde is ‘blind’: leden kunnen het commentaar van andere leden niet zien. In de eerste ronde beoordelen alle leden of een geval in hun ogen aanvaardbaar is of niet, of dat men niet tot een besluit kan komen (onthouding van stemming). Zeker bij moeilijke gevallen worden de leden verzocht de beoordeling uitgebreid te motiveren.
De archivaris bekijkt per geval de uitslag van de beoordeling. Er zijn in ronde 1 drie mogelijkheden:
- Een geval is aanvaard indien alle leden het geval wat betreft determinatie aanvaardbaar achten en vijf of meer leden het geval wat betreft status aanvaardbaar achten. De indiener wordt hiervan op de hoogte gesteld via een e-mail;
- Een geval is niet aanvaard indien alle leden het geval wat betreft determinatie niet aanvaardbaar achten of alle leden de determinatie wél aanvaardbaar achten, maar vijf of meer leden het geval wat betreft status onaanvaardbaar achten. De indiener wordt hiervan op de hoogte gesteld via een e-mail met een beknopte reden van afwijzing;
- Een geval krijgt een extra beoordelingsronde indien er geen overeenstemming in de stemming wat betreft determinatie is en/of er onthoudingen van stemming zijn.
Voor een nieuwe soort voor Nederland geldt dat met betrekking tot de identificatie het geval unaniem aanvaard moet worden op determinatie en vijf of meer leden het geval wat betreft status aanvaardbaar achten. Indien er na de derde ronde nog geen unaniem oordeel is verkregen met betrekking tot de identificatie, kan een geval in uitzonderlijke situaties een vierde ronde doorlopen. Het besluit hiertoe ligt bij de voorzitter.
De indiener wordt op de hoogte gesteld via een e-mail met de mededeling dat het ingediende geval aanvaard dan wel niet aanvaard is. Dit geldt dus niet voor gevallen die zijn behandeld op grond van een door de archivaris samengesteld dossier.
Aanvaarde waarnemingen verschijnen in de lijst van gevallen in het eerstkomende jaarverslag. Niet aanvaarde waarnemingen worden in het eerstkomende jaarverslag vermeld bij de niet aanvaarde gevallen en gearchiveerd in het digitale CDNA-archief. Aanvaarde gevallen verschijnen op www.dutchavifauna.nl in de lijst van gevallen (er is tevens de optie aanwezig om niet-aanvaarde waarnemingen in te zien).
Wanneer er nieuwe gegevens over een bepaald geval bekend worden, kan de CDNA in een later stadium besluiten om een geval opnieuw te beoordelen (zie paragraaf 2.12, Revisie).
2.5 Beoordelen op inhoudelijke wijze
In de eerste ronde beargumenteert ieder lid waarom het geval naar zijn of haar mening al dan niet aanvaard kan worden. In de volgende beoordelingsrondes dienen commissieleden beargumenteerd commentaar op elkaars standpunten te geven.
Bij de motivering waarom een geval wel/niet acceptabel is worden objectieve argumenten gevraagd, die betrekking hebben op de beschrijving en documentatie van de waarneming. De status van de waarnemer mag geen doorslag geven bij een onvoldoende beschrijving. Het oordeel van de CDNA is primair gericht op de (onder)soortdeterminatie. Daarnaast doet de CDNA zo mogelijk uitspraken over geslacht, leeftijd/kleed en eventueel ondersoort of geografische herkomst (vanzelfsprekend worden waarnemers verzocht bij het indienen van waarnemingen hier aandacht aan te besteden). Deze onderdelen maken deel uit van de formele beoordeling en worden opgenomen in het jaarverslag.
Waarnemingen van zittende commissieleden worden net als andere waarnemingen objectief beoordeeld.
2.6 Wilde versus niet-wilde herkomst
Indien de CDNA een positieve uitspraak heeft gedaan over de identificatie van een geval, zal worden gekeken of er sprake is van een vogel van een niet-wilde herkomst. Als er aanwijzingen of gegronde vermoedens bestaan dat de vogel van niet-wilde herkomst is, dan wordt een dergelijk geval niet aanvaard. Het vermoeden van een niet-wilde herkomst kan zijn gebaseerd op (één van) de volgende criteria:
- de vogel draagt een verdachte ring of andere toevoeging of merktekens die in gevangenschap zijn aangebracht (bijvoorbeeld leren veters);
- de vogel vertoont een verdachte slijtage aan het verenkleed, een voor de soort atypische rui of vreemde vergroeiingen aan poten en/of snavel, zoals extreem lange nagels;
- de vogel vertoont een voor een wilde vogel van de betreffende soort afwijkend gedrag;
- de vogel bevindt zich in een atypische habitat.
- Wilde status;
- Wilde status uitgesloten, niet aannemelijk of te twijfelachtig.
De CDNA hanteert met betrekking tot soorten die in principe ook uit gevangenschap kunnen afstammen het uitgangspunt dat wanneer een soort in staat wordt geacht hier op eigen kracht te kunnen verschijnen, gevallen van deze soort aanvaardkunnen worden, tenzij er indicaties zijn dat de vogel uit gevangenschap afkomstig is.
De status van de soort in gevangenschap is hierbij niet doorslaggevend. Wel kan worden meegewogen of een soort aantoonbaar en met regelmaat is ontsnapt. Daarnaast zal van bepaalde soorten geëist worden dat positief is vastgesteld dat de vogel geen ring of andere tekenen van niet-wilde herkomst draagt. Als geldend bewijs van ongeringdheid voldoen alleen foto's of videobeelden.
Soorten met omgekeerde bewijslast
Op de volgende soorten op de Nederlandse lijst wordt de regel van ‘omgekeerde bewijslast’ toegepast bij de beoordeling van status: Ross’ Gans Anser rossii, Buffelkopeend Bucephala albeola, Kokardezaagbek Lophodytes cucullatus, Marmereend Marmaronetta angustirostris*, Amerikaanse Tafeleend Aythya americana*,Siberische Taling Anas formosa, Bronskopeend A falcata, Jufferkraanvogel Grus virgo, Kroeskoppelikaan Pelecanus crispus* en Roze Pelikaan Pelecanus onocrotalus.
Deze lijst wordt gehanteerd als een richtlijn waarbij de volgende aanvullende opmerkingen gelden:
- De CDNA kan soorten die niet op deze lijst staan toch onderwerpen aan de eis van de omgekeerde bewijslast. Dit zal gemotiveerd en alleen in bijzondere situaties worden toegepast;
- De CDNA kan in bijzondere gevallen besluiten de omgekeerde bewijslast soepeler te hanteren vanwege een bijzondere context. (Bijvoorbeeld als er van een soort op de lijst een duidelijke influx is in NW-Europa);
- Met betrekking tot nieuwe soorten voor Nederland waarbij het escaperisico door de commissie als groot wordt ingeschat, kan de omgekeerde bewijslast worden toegepast.
Status versus herintroductieprogramma’s
- Individuele vogels die herkenbaar zijn als direct afstammend van een herintroductie (door ring, gebleekte pennen, zenders etc) worden als niet-wild beschouwd;
- De CDNA kan aanvullende criteria toepassen bij soorten waarvoor aanwijzingen zijn dat het beeld van voorkomen in NW-Europa in sterke mate wordt beïnvloed door lopende herintroductieprojecten. Voor deze soorten kan de commissie als aanvullende eis stellen dat beoordeeld moet kunnen worden of er tekenen zijn van herkomst van een herintroductieproject.
- Soorten waarvan de CDNA het aannemelijk acht dat een groot deel van de waargenomen individuen afkomstig zijn uit een nog lopend, niet zelfredzame en duurzame herintroductiepopulatie, worden als niet-wild beschouwd
2.7 Externe deskundigheid en advies
Mocht tijdens de beoordelingsronden blijken dat de commissieleden te weinig ervaring of kennis hebben om het geval adequaat te kunnen beoordelen, dan wordt advies gevraagd aan iemand van buiten de commissie. Het inroepen van externe hulp kan door ieder lid afzonderlijk worden gedaan na ruggenspraak met de voorzitter of secretaris. De informatie van een externe deskundige wordt beschouwd als advies en is niet bindend. Deze informatie wordt toegevoegd aan het digitale dossier.
2.8 Nieuw taxon voor Nederland
Indien een nieuwe (onder)soort voor de Nederlandse Lijst wordt ingediend zal de CDNA, zoals bij andere ingediende waarnemingen, een uitspraak doen over zowel determinatie als status.
Bij een positieve beoordeling van zowel determinatie en wilde status, zal een extra stemronde plaatsvinden die dient als bekrachtiging van het uiteindelijke oordeel waarmee het taxon op de Nederlandse lijst wordt geplaatst.
Om een nieuw taxon op de Nederlandse lijst te plaatsen dient er sprake te zijn van een unaniem oordeel wat betreft determinatie. Er kan dus geen sprake zijn van een tegenstem wat betreft determinatie. Dat betekent dat voor een nieuw taxon het criterium van aanvaarding scherper is dan voor de andere gevallen waar één tegenstem mogelijk is (zie paragraaf 2.3, fase 2).
2.9 Te beoordelen ondersoorten
De CDNA beoordeelt alleen ondersoorten die door de CSNA als ondersoort worden erkend en (mogelijk) op eigen kracht Nederland kunnen bereiken en die als zodanig herkenbaar zijn.
2.10 Hybriden
De CDNA beoordeelt gevallen waarvan aangenomen wordt dat het gaat om een hybride waarvan tenminste één oudersoort op de lijst van beoordeelsoorten staat (bijvoorbeeld Ringsnaveleend x Kuifeend Aythya collaris x fuligula of Azuurmees x Pimpelmees Cyanistes cyanus x caeruleus).
Bij de beoordeling van enkele taxa waarvan is vastgesteld dat hybridisatie frequent optreedt zal ook het aspect ‘tekenen van hybridisatie’ moeten worden beoordeeld. De commissie stelt voor deze taxa als eis dat de kwaliteit van de documentatie dusdanig moet zijn dat enkele belangrijke kenmerken die kunnen duiden op hybridisatie beoordeeld kunnen worden. Indien de beoordeling hiervan niet mogelijk is kunnen deze waarnemingen niet worden aanvaard.
De commissie heeft voor de volgende taxa op dit punt specifieke criteria uitgewerkt: Bastaardarend Aquila clanga en Schreeuwarend Aquila pomarina, Witkopgors Emberiza leucocephalos en Oosterse Zwarte Roodstaart Phoenicurus ochruros ochruros. De belangrijkste bronnen voor Schreeuwarend/Bastaardarend zijn Lontkowski & Maciorowksi (2010) en Forsman (2016), voor Witkopgors Occhiato (2003), Panov et al (2003), Hellquist (2015) en Driessens (2017), en voor Oosterse Zwarte Roodstaarten Steijn (2005) en van der Spek & Martinez (2018).
2.11 Categorieën zeldzaamheden
In de meeste Europese landen onderscheiden de zeldzaamhedencommissie meerdere categorieën, waarin soorten of gevallen van soorten worden ingedeeld. In Nederland wordt deze benadering tot op heden niet gehanteerd: in Nederland is alleen sprake van een Categorie A.
Categorie A houdt die gevallen in van soorten waarvan wordt aangenomen dat ze in wilde staat, zonder hulp van de mens, in Nederland voorkomen of ooit terecht zijn gekomen. Deze categorie omvat de broedvogels, regelmatige en onregelmatige doortrekkers, zomergasten, wintergasten en dwaalgasten.
2.12 Gepubliceerde gevallen, niet ingediende gevallen en data-uitbreidingen
Een groot deel van de waarnemingen van zeldzame vogels komt bij de CDNA terecht. Toch komt het geregeld voor dat gevallen wel worden gepubliceerd, bijvoorbeeld op websites, maar niet worden ingediend. De archivaris en assistent houden bij of waarnemingen op DB en waarneming.nl ingediend worden. Alleen gevallen met bewijsdocumentatie kunnen uiteindelijk door de archivaris in roulatie gebracht geworden als de ontdekker ook na verzoek daartoe de waarneming niet heeft ingediend (zie 2.3).
Bij ingediende gevallen zijn de begin- of einddatum soms niet nauwkeurig of correct. Om te voorkomen dat de juiste waarnemingsdatums van zeldzaamheden verloren gaan, worden diverse beschikbare bronnen benut bij de behandeling van gevallen (waaronder waarneming.nl), door de archivaris en CDNA-leden. Waarnemers kunnen datumuitbreidingen of - aanpassingen doorgeven door middel van het indienformulier; deze datum aanpassingen worden vervolgens door de CDNA beoordeeld.
2.13 Revisie
Er kan aanleiding zijn om eerder aanvaarde gevallen opnieuw tegen het licht te houden. Elk individueel lid van de commissie kan een revisie aanvragen (al dan niet op verzoek van een buitenstaander). Een verzoek om revisie dient aan één of meer van de volgende criteria te voldoen:
- Er zijn nieuwe feiten betreffende de waarneming aan het licht gekomen;
- Er zijn voor de determinatie van het geval relevante nieuwe aspecten naar voren gekomen die niet bij de besluitvorming waren betrokken;
- De determinatie wordt in de bestaande literatuur aanvechtbaar geacht;
- De besluitvorming (procedureel en/of inhoudelijk) wordt aanvechtbaar geacht.
Voordat tot herbeoordeling over wordt gegaan, geven alle leden eerst (tijdens een stemronde) hun oordeel over de wenselijkheid van een herroulatie. Bij een meerderheid van stemmen zal de herroulatie door de archivaris in gang worden gezet.
2.14 Kans op fouten
Bij het aanvaarden of niet aanvaarden van gevallen kunnen twee soorten fouten optreden:
- Een geval wordt niet aanvaard. Het is niet ondenkbaar dat het wel deze soort betrof. Dit wordt een fout van de eerste soort genoemd;
- Een geval wordt aanvaard. Het is niet ondenkbaar dat het niet deze soort betrof. Dit wordt een fout van de tweede soort genoemd.
2.15 Relatie met andere organisaties
Dutch Birding Association (DBA)
De CDNA doet haar werk in gezamenlijke opdracht van de NOU en de DBA. Deze organisaties financieren het werk van de CDNA. DBA is van de twee eindverantwoordelijk voor het werk van de CDNA; daarbij zijn alle inhoudelijke, personele en organisatorische bevoegdheden gedelegeerd aan de CDNA.
Met de redactie van Dutch Birding is de afspraak gemaakt dat bij het publiceren van artikelen over bijzondere waarnemingen het oordeel van de CDNA vermeld wordt. Indien er gepubliceerd wordt over een niet aanvaard geval dan dient dit te worden aangegeven. Indien de redactie voornemens is om een gevalsartikel te publiceren voordat de aanvaarding door de CDNA heeft plaatsgevonden dan stelt de redactie de voorzitter van de CDNA hiervan op de hoogte. Als de voorzitter zwaarwegende argumenten heeft om (nog) niet tot publicatie over te gaan dan kan hij publicatie ontraden en dit standpunt kenbaar maken aan het bestuur van Dutch Birding.
Nederlandse Ornithologische Unie (NOU)
De CDNA doet haar werk in gezamenlijke opdracht van de NOU en de DBA. De NOU is een van de twee medefinanciers en opdrachtgevers van de CDNA. Financieren van het werk van de CDNA vindt plaats op grond van een van tevoren vastgestelde begroting.
Commissie Systematiek Nederlandse Avifauna
De Commissie Systematiek Nederlandse Avifauna (CSNA) is thans een zelfstandige commissie onder NOU en DBA en houdt zich bezig met de naamgeving en taxonomie van in Nederland voorkomende taxa. De CDNA conformeert zich aan beslissingen van de CSNA betreffende de taxonomische status van een taxon.
Waarneming.nl
Waarneming.nl is een van de belangrijkste bronnen van vogelwaarnemingen in Nederland. Via de site van waarneming.nl worden dagelijks grote aantallen algemene, schaarse maar soms ook zeldzame soorten ingevoerd. Daarnaast beschikt waarneming.nl over een omvangrijke set ornithologische data, die van grote waarde kan zijn voor de CDNA. Bijvoorbeeld voor het signaleren en documenteren van trends, het aantalsverloop van influxen en invasies, seizoenspatronen van schaarse soorten en relevante informatie over het voorkomen en verspreiding van escapes. De CDNA en waarneming.nl werken op diverse niveaus samen: zo worden waarnemers die een zeldzame soort indienen automatisch gewezen op het feit dat de ingevoerde soort een beoordeelsoort betreft en wordt bij de validatie van waarnemingen een link gelegd met de besluiten van de CDNA.
Sovon Vogelonderzoek Nederland
Een deel van het werk van Sovon bestaat uit het registreren en archiveren van onregelmatige soorten in Nederland. Zodra taxa vanwege afgenomen zeldzaamheid niet meer door de CDNA beoordeeld worden of vanwege hun afname juist wel weer beoordeeld gaan worden zal de CDNA (via de secretaris) Sovon hiervan op de hoogte stellen.
Vogeltrekstation Nederland
Ringers treffen met enige regelmaat een dwaalgast aan in hun netten; van sommige soorten op de Nederlandse lijst zijn zelfs alle gevallen te danken aan ringvangsten. Afspraak is dat dergelijke gevallen automatisch aan de CDNA worden doorgespeeld (de ringers kunnen de gevallen uiteraard rechtstreeks aan de CDNA sturen, of naar het Vogeltrekstation die de gegevens dan naar de CDNA doorstuurt).
AERC (Association of European Rarities Committees)
De AERC richt zich op het bundelen van de krachten van de Europese beoordelingscommissies, en het komen tot een aantal uniforme afspraken betreffende verschillende onderwerpen
2.16 Openbaarheid van gegevens
Gegevens in het CDNA-archief zijn in principe openbaar toegankelijk voor diegenen die onderzoek willen doen naar zeldzame vogels in Nederland. Onderscheid kan hierbij gemaakt worden tussen de documenten en archiefstukken die bij het dossier behoren en de gegevens en commentaren uit de stemronde. De archiefstukken en documenten zijn openbaar, terwijl de gegevens van de stemronde geanonimiseerd of samengevat beschikbaar kunnen worden gesteld.
Een gemotiveerd verzoek tot raadplegen van het archief kan via de archivaris gericht worden aan de voorzitter. Een verzoek dient te beschrijven wat het doel van het onderzoek is, wat het raadplegen van het archief bijdraagt aan het doel van het onderzoek en waar en wanneer de resultaten zullen worden gepubliceerd. Als de voorzitter de onderbouwing niet overtuigend vindt zal deze het verzoek ter beoordeling voorleggen aan de andere stemmende leden. Bij een meerderheid kan dan alsnog met het verzoek worden ingestemd. Als een meerderheid van de commissie tegen is zal dit verzoek worden afgewezen. De voorzitter zal deze weigering direct en gemotiveerd, aan het bestuur van NOU en DB kenbaar maken en desgewenst in overleg treden met de besturen van NOU en DBA
Bij substantiële kosten kan een vergoeding van de gemaakte onkosten gevraagd worden aan de aanvrager(s).
3 APPENDICES
3.1 Appendix 1. Lijst van commissieleden, adressen, functies en termijnen
Algemeen postadres CDNA
Ieplaan 112
2565 LR Den Haag
cdna@dutchbirding.nl
Archivaris
Gerjon Gelling
per mei 2017 (tweede termijn verloopt mei 2025)
Stemmende leden
Nils van Duivendijk
per april 2022 (eerste termijn verloopt april 2026)
Enno Ebels
per juni 2022 (eerste termijn verloopt juni 2026)
Thijs Fijen (voorzitter)
per maart 2017 (tweede termijn verloopt januari 2025)
Justin Jansen
per mei 2024 (eerste termijn verloopt mei 2028)
Hans Schekkerman (secretaris)
per februari 2019 (tweede termijn verloopt februari 2027)
Koen Stork
per maart 2023 (eerste termijn verloopt maart 2027)
Rinse van der Vliet
per november 2021 (eerste termijn verloopt november 2025)
Jaco Walhout
per augustus 2023 (eerste termijn verloopt augustus 2027)
3.2 Appendix 2. Versies handboek CDNA
3.3 Appendix 3. Nuttige links
» lijst met beoordeelsoorten
» lijst met voormalige beoordeelsoorten
» lijst met soortgroepen
» indienformulier