Broedt in Midden-Europa met dichtstbijzijnde broedgebieden in Noord-Frankrijk; overwintert in zuidhelft van Afrika.

Ofschoon de soort een lange-afstandstrekker is die slechts op 200 km ten zuiden van de Nederlandse grens broedt (Ornithos 4: 122-131, 1997), is hij opmerkelijk zeldzaam met slechts vier gevallen in 1977-96. Een hoog aantal van 10 gevallen (36%) van vóór 1967 kwam van de zuid-oostelijke provincies, Limburg en Noord-Brabant. Het is één van de weinige soorten die in de eerste helft van de 20e eeuw niet veel zeldzamer was dan in de tweede helft. Er was een opmerkelijke influx in begin mei 1929 met vier verzamelde exemplaren. Bijna alle gevallen betroffen adulte mannetjes in het voorjaar, met als uiterste datums 28 april en 30 mei. Er is bovendien een geval op 30 juli 1918 en slechts twee in het najaar, op 27 augustus 1966 en 12-14 oktober 1996. Er waren in 1939-96 10 gevallen voor België waarvan negen tussen 29 april en 4 juni en een eerste-winter vrouw op 24 augustus 1996 (Gunter De Smet in litt). 

Van de acht gevallen in 2001-08 waren er zes in mei en twee in september-oktober. Eén van de mei-gevallen betrof een mannetje op de Veluwe dat in 2004 en 2006 van de tweede week van mei tot diep in juni een territorium had.

Zeldzame vogels van Nederland [2001]; ABvdBerg [2016]