Broedt van Oost-Duitsland oost tot in Europees Rusland; overwintert in tropisch Afrika.

Voormalige onregelmatige broedvogel.

De soort werd tot 1 januari 1977 geregistreerd en in 1977-92 beoordeeld door de CDNA (LM 52: 218, 227, 1979; 53: 31, 1980; 57: 24, 1984; 60: 202, 1987; 67: 168, 1994; 69: 18, 1996). De gevallen van vóór 1980 zijn niet door de CDNA herzien. Door het Vogeltrekstation (VT) opgegeven ringvangsten in 1989-92 werden automatisch aanvaard (cf DB 19: 108-109, 1997); niet bij de CDNA ingediende ringvang ten in 1977-88 staan hier niet vermeld. Vóór 1949 was de soort een zeldzame broedvogel, met slechts enkele goed gedocumenteerde broedgevallen. Vermoedelijk werden de meeste van de 32 eieren in de collectie van Tsjeard Geales de Vries in Nederland verzameld (Eykman et al 1936). In NNM bevinden zich zeven legsels van in totaal 33 eieren die volgens de verzamelaars (Willem Hellebrekers, A Sinnema en Tsjeard Geales de Vries) deze soort betroffen. Vijf legsels uit 1923-45 komen uit Friesland. Dit alles kan een aanwijzing zijn dat de soort met name in Friesland ooit niet zo zeldzaam was als thans wordt aangenomen.

Zeldzame vogels van Nederland [2001]