Dichtstbijzijnde regelmatige broedgebieden in Wallonië en Noord-Frankrijk; overwintert in tropisch West-Afrika.

Eerste broedgeval in 1990 in Flevoland. De toename in het aantal gevallen sinds 1979 en de eerste succesvolle broedgevallen zijn toe te schrijven aan de recente noordwaartse uitbreiding van de soort die sinds 1 januari 1991 in Zuid-Wallonië dermate algemeen voorkomt dat gevallen niet meer door de Waalse zeldzaamhedencommissie worden beoordeeld (Aves 28: 141-150, 1991). Het eerste Belgische geval was een vangst op 14 juli 1970 (Aves 8: 181, 1971). Bijna de helft van de Nederlandse gevallen betrof zingende exemplaren tussen 3 mei en eind juni. De meeste overige waren vangsten. In Limburg werden in 1995- 97 enkele territoria gemeld maar geen van deze meldingen werd tot dusver ingediend bij de CDNA (cf van Dijk et al 1997, LV 8: 70-74, 127-128, 1997). In juni 2000 werden minstens zes territoria gemeld van Limburg (cf DB 22: 182, 2000, LV 11: 52-53, 2000). Het is opmerkelijk dat de soort slechts viermaal is vastgesteld van begin augustus tot midden-oktober waarin bijna 94% van de 871 gevallen in 1958-85 van de Britse Eilanden werden aangetroffen (Dymond et al 1989). De soort wordt sinds 1 januari 2005 niet langer beoordeeld door de CDNA (cf Dutch Birding 28/6: 357-358, 2006).

Zeldzame vogels van Nederland [2001]