De CDNA heeft als taak om waarnemingen van zeldzame vogelsoorten en -ondersoorten te verzamelen, beoordelen en archiveren, met als onderliggend doel om patronen in het voorkomen van deze soorten in Nederland te beschrijven. Hiermee dragen wij bij aan het in beeld brengen van een zo volledig mogelijke lijst van de Nederlandse Avifauna. De CDNA doet dit in opdracht van de Dutch Birding Association (DBA) en de Nederlandse Ornithologische Unie (NOU).
De huidige werkwijze van de CDNA is de afgelopen decennia geleidelijk tot stand gekomen en wordt in Nederland door velen als vanzelfsprekend en logisch ervaren. Twee belangrijke historische keuzen hierbij zijn geweest om de reikwijdte van de CDNA te beperken tot het documenteren en registreren van waarnemingen van zeldzame (onder)soorten (die over de afgelopen 30 jaar gemiddeld minder dan twee keer per jaar zijn vastgesteld), en om uitsluitend een lijst van als wild aanvaarde vogelsoorten (A-lijst) bij te houden.
Geconstateerd kan worden dat er met name binnen de kringen van Dutch Birding veel draagvlak is voor de Nederlandse, over het algemeen progressieve, werkwijze. Als kracht van de huidige werkwijze wordt gezien dat de beoordeelding van complexe vraagstukken wordt vereenvoudigd, en dat besluiten voorzien in een concreet antwoord (wild of niet-wild) dat redelijk voorspelbaar is en daarmee consistent. Criticasters stellen daar tegenover dat in het resultaat veel van de onderliggende complexiteit en onzekerheden niet tot uitdrukking komen. Omdat de beslissingen van de CDNA (zowel bij aanvaarde als niet-aanvaarde gevallen) doorwerken in de patronen in het voorkomen van zeldzame soorten, stellen sommigen de vraag of het niet beter is deze onzekerheid explicieter zichtbaar te maken.
Een ander aandachtspunt in relatie tot het hanteren van enkel een (A-)lijst is dat het overzicht van de Nederlandse avifauna daardoor onvolledig blijft. Aspecten die in de huidige vorm onder andere buiten beeld blijven zijn:
- Soorten die zich vanuit gevangenschap in Nederland gevestigd hebben;
- Soorten die met zekerheid in Nederland zijn vastgesteld maar die door de CDNA vanwege twijfel over de wilde status niet zijn aanvaard;
- Alle in Nederland waargenomen ondersoorten (incl. de algemene).
- Grote Canadese Gans is vanwege gebrek aan bewijs van het voorkomen van vogels van wilde herkomst recentelijk door de CDNA van de lijst (‘A-lijst’) verwijderd (zie bijlage 1). Daarmee staat de soort niet meer op de lijst, terwijl het een zeer aanwezig onderdeel van de Nederlandse avifauna is. Dit laatste geldt voor een aanzienlijk aantal exoten in onze avifauna.
- De status van Ross’ Gans is erg complex. Er zijn aanwijzingen (maar geen bewijzen, zoals ringterugmeldingen) dat Ross’ Ganzen van wilde oorsprong in Europa terecht kunnen komen. Daarentegen zijn er geregeld bewijzen van herkomst uit gevangenschap. Inmiddels is de soort bijna jaarrond in ons land aanwezig en zijn er pogingen ondernomen om te broeden. Mede hierdoor is het vrijwel onmogelijk geworden om de wilde status van Ross’ Ganzen in Nederland te beoordelen (zie ook bijlage 2). Vanwege deze onzekere status wordt deze soort in andere landen in categorie D (‘wilde herkomst twijfelachtig’) geplaatst, totdat er op basis van een bredere analyse een verantwoord beeld kan worden gevormd.
- Een dergelijke analyse, die ook inzicht geeft in de invloed van de beoordelingscriteria op ons beeld van het voorkomen, is door ons gemaakt voor Kokardezaagbek (bijlage 3). Op basis van een analyse van gerapporteerde waarnemingen en een onderbouwde kansberekening kan worden geconcludeerd dat zelfs bij de gehanteerde en recentelijk aangescherpte ‘omgekeerde bewijslast’ (soorten waarvan aantoonbaar moet zijn dat ze geen ring dragen, geen verdachte beschadigingen en geen verdacht vertonen) voor deze soort het merendeel van de nu als wild aanvaarde gevallen zeer waarschijnlijk ongeringde escapes betreft, zodat twijfelachtig is of de soort wel op de A-lijst thuishoort.
Aan deze overwegingen kan worden toegevoegd dat het huidige Nederlandse systeem afwijkt van dat van de andere Europese zeldzaamhedencommissies. Zij hanteren allen een tamelijk uniforme werkwijze en criteria bij de beoordeling van de al of niet wilde status. Grote verschillen in aanpak maken het lastiger om biologische patronen te herkennen op een Europese schaal.
Opdracht tot verkenning
De CDNA heeft de besturen van NOU en DBA de bovenstaande problematiek geschetst. Beide partijen geven aan deze te herkennen en hebben daarom de CDNA opdracht gegeven om de voor en nadelen van een invoering van (meer) categorieën te inventariseren in een brede dialoog met deskundigen en betrokkenen.
Verkenningsproces
Op basis van dit verzoek heeft de CDNA een verkenningsproces geformuleerd:
Stap 1: Afbakenen van de opdracht, in samenspraak met bestuur NOU en DBA. Met de opdracht tot verkenning door NOU en DBA is deze stap afgerond.
Stap 2: Interviewronde met betrokkenen en deskundigen Het is evident dat bij een verkenning een breed spectrum van betrokkenen en deskundigen moet worden geconsulteerd. Wij streven daarbij naar een uitgebreide consultatie en een verkenning in een open dialoog. We denken daarbij aan gesprekken met in ieder geval de volgende personen: - de laatste vijf CDNA-voorzitters; - vertegenwoordigers van de CSNA; - een of meerdere inhoudelijk deskundigen en betrokkenen van Sovon (denk aan betrokkenen bij de Rode Lijst); - ten minste twee vertegenwoordigers van buitenlandse zeldzaamhedencommissies; - andere betrokkenen en deskundigen zoals vertegenwoordigers van de redactie van vogelbladen, beheerders van populaire sites, etc.
Stap 3: Advies voorleggen aan bestuur DB en NOU Uit stap 2 volgt een advies dat wij voorleggen aan de besturen van DB en NOU. In dit advies zal de CDNA ingaan op de overwegingen en argumenten die zijn aangedragen door onze gesprekspartners (geanonimiseerd). Indien het advies is om het huidige beleid geheel of gedeeltelijk te veranderen wordt een eerste inschatting gemaakt voor welke soorten dit consequenties heeft en wat de vervolgstappen zijn (implementatie en planning).
Stap 4. Het nemen en communiceren van een besluit De verantwoordelijkheid voor een besluit over het advies en over de vorm en reikwijdte van de Nederlandse Lijst ligt bij de besturen van DB en NOU. Bij communicatie over dit besluit hoort onder andere een brede toelichting en schets van de overwegingen en achtergronden die volgen uit de uitgevoerde verkenning en de gesprekken met deskundigen.
Stap 5. Implementatiefase óf doorgaan met huidige werkwijze De omvang van deze stap is afhankelijk van het advies. Indien het advies is om het huidige systeem aan te passen en de besturen van DB en NOU hebben hiermee ingestemd, kan gestart worden met de implementatie. Voor diverse soorten zal dan een analyse plaatsvinden, vergelijkbaar met de voorbeelden uit bijlage 1-3. Indien wordt besloten tot handhaven van het huidige beleid, of tot doorvoeren van kleine aanpassingen, dan kan de CDNA haar huidige werkwijze grotendeels continueren.
Tot slot
De besturen van DB en NOU, en de CDNA zijn van mening dat een dergelijke verkenning zorgvuldig moet worden uitgevoerd. We nemen daarom de tijd. De CDNA staat open in de verkenning en is nieuwsgierig naar argumenten om het beleid te behouden of te veranderen. We lezen mee op fora, zijn bereikbaar via het officiële kanaal (cdna@dutchbirding.nl), en spreek ons ook gerust aan in het veld. Het is begrijpelijk dat discussies zich zullen richten op soort-specifieke casussen. Uiteraard zijn deze discussies belangrijk (met name in stap 5), maar op dit moment gaan wij vooral in bredere zin kijken naar de argumenten voor of tegen categorieën op de Nederlandse Vogellijst. Als laatste, de CDNA neemt geen besluit over ‘telbaarheid van gevallen’, maar we zijn ons bewust dat dit een belangrijk onderdeel van de discussie is, met name voor de DB-achterban.
Bijlage 1: Grote Canadese Gans
Bijlage 2: Ross’ Gans
Bijlage 3: Kokardezaagbek