Gevallen van Fluitzwaan op Nederlandse lijst niet langer aanvaardbaar
Naar aanleiding van het artikel New identification features for Whistling Swan (Visscher & van Duivendijk, 2015) heeft de CDNA besloten om alle Nederlandse gevallen van Fluitzwanen opnieuw te toetsen. Na herroulatie acht de CDNA geen van de vijf gevallen langer houdbaar voor aanvaarding. De diverse voorbeelden in het artikel geven aan dat het beoordelen van gevallen met één kenmerk vaak niet volstaat, zeker niet bij Fluitzwanen die (in Europa opvallend vaak!) behoren tot de minderheid van 4,3 % die > 10%) geel op de snavel toont (Evans & Sladen 1980). Aandachtspunten zijn dat hybriden tussen Kleine en Fluitzwaan een reële mogelijkheid zijn én dat er diverse waarnemingen bekend zijn van aberrante Kleine Zwanen.
De revisie vond plaats aan de hand van de volgende richtlijnen:
1) Vogels met minder dan 6% geel
Een Fluitzwaan in Nederland heeft bij voorkeur maximaal 6% geel op de snavel. Dit is een (ruim) meerderheidskenmerk, dat 85% van de Fluitzwanen vertoont (Evans & Sladen 1980).
- Beide zijden van de snavel zijn goed waargenomen (en vertonen minder dan 6% geel);
- de hoeveelheid geel/zwart is bij voorkeur te bepalen op foto's of film, waarbij voldoende aannemelijk gemaakt wordt dat geen sprake is van vuil;
- brokkelige overgang tussen zwart en geel is bij voorkeur vastgesteld als aanvullend kenmerk, bij voorkeur m.b.v. foto's;
- de determinatie wordt bij voorkeur ondersteund door structurele kenmerken, en eventueel oogringkleur.
2) Vogels met 6-10% geel
Hier is extra voorzichtigheid vereist om hybriden met Kleine Zwaan en afwijkende Kleine Zwaan uit te kunnen sluiten en dit vraagt om scherpere criteria:
- bij exemplaren tussen 6 en 10% gele snavel kan alleen sprake zijn van aanvaarding als ook de zwarte oogring gedocumenteerd is door middel van foto’s;
- overige criteria grotendeels als bij categorie 1: beide zijden van snavel gedocumenteerd, geen sprake van vuil, brokkelige overgang en bij voorkeur ondersteuning door structurele kenmerken
3) Vogels met meer dan 10% geel
Vogels met > 10% geel vormen een (zeer) kleine minderheid, vertoont door < 5% van de Fluitzwanen. Het maximum van bijna 16% uit Evans & Sladen (1980) is in twijfel getrokken (Kemp 1999). Vogels met meer dan 10% geel worden in Nederland in principe niet aanvaardbaar geacht. Aanvaarding van vogels met een dergelijk percentage geel kan alleen worden overwogen als:
- de vogel zeer goed is gedocumenteerd, zodat de exacte hoeveelheid geel en de pigmentering van de naakte delen (waaronder oogring) kan worden beoordeeld;
- de brokkelige overgang tussen zwart en geel als een aanvullend kenmerk aanwezig is, en bij voorkeur gedocumenteerd is door middel van foto's;
- de determinatie wordt ondersteund door structurele kenmerken.
Uitzonderingen op deze richtlijnen kunnen ontstaan door de aanwezigheid van ringen, halsbanden, zenders of andere markeringen die aanleiding geven tot aanvaarding van een vogel.
De veel getwitchte vogel in de Top of Holland in de winters van 1997/1998 en 1998/1999 behoort tot de categorie vogels met meer dan 10% geel. Voor de herroulatie van deze vogel zijn hoge kwaliteit scans van de originele dia’s verkregen. Verschillende metingen van de hoeveelheid geel op de snavel tonen aan dat die ruim >10% is op beide zijden. Er zijn geen aanvullende kenmerken die de determinatie van Fluitzwaan ondersteunen. Op de foto’s lijkt geel op de culmen aanwezig, en ook lijkt er geel in de oogring aanwezig: dat eerste wijst op Kleine Zwaan, dat tweede is een minderheidskenmerk bij Fluitzwaan. De korrelige overgang op de snavel is niet vastgesteld. De vogel is relatief klein en slank, wat zou kunnen voor Fluitzwaan, maar beter past op Kleine Zwaan. Al met al is een afwijkende Kleine Zwaan, of een hybride met Kleine Zwaan naar de mening van de commissie niet redelijkerwijs uit te sluiten. Een zeer gelijkende, mogelijk zelfs dezelfde vogel werd in maart 1999 in Norfolk, Engeland gezien (Kemp 1999) en werd in de UK beschouwd als hybride, of afwijkende Kleine. Omdat geen van de vijf gevallen na herroulatie op basis van de beschreven richtlijnen houdbaar was is Fluitzwaan daarmee van de Nederlandse lijst afgevoerd.
Bruine Lijster Beijum aanvaard
Het zal weinig twitchers zijn ontgaan dat de Bruine Lijster van Beijum lang gerouleerd heeft. Deze vogel werd op 8 en 9 november 2016 gezien in Beijum, Groningen en op 11 november 2016 dood gevonden. Ondanks dat de vogel nauwkeurig en van dichtbij bestudeerd kon worden had de CDNA drie stemronden nodig om tot het besluit te komen.
Het was van meet af aan evident dat het een zeldzame Aziatische lijster betrof met (veel) genen van een Bruine Lijster. Op een aantal punten week de vogel echter af van het ‘klassieke’ beeld. Na bestudering van de balg in Naturalis, kwamen enkele meer oranje borstveren (naast chocoladebruin) aan het licht. Verder had de vogel weinig borsttekening voor een mannetje (het geslacht bleek uit de autopsie), week de wenkbrauwstreep af (smal) en kwam de wangtekening niet overeen met die van meer klassieke vogels.
Hybridisatie / introgressie met Naumanns Lijster vindt in Azië op omvangrijke schaal plaats en in mindere mate ook met de ‘dark-throated thrushes’. De CDNA heeft geprobeerd scherper te krijgen waar de fenotypische variatie binnen deze taxa eindigt en waar kenmerken van hybridisatie en introgressie beginnen, maar heeft hierop uiteindelijk geen sluitend antwoord gevonden. Er bestaan veel hybriden waarbij de invloed van een ander taxon duidelijk zichtbaar is, maar bij deze vogel zijn de afwijkingen van het klassieke beeld subtieler. Van alle ‘afwijkingen’ werden voorbeelden gevonden van (verder onverdachte) vogels die dit kenmerk ook vertoonden. Omdat daarmee onvoldoende specifieke aanwijzingen waren die ondubbelzinnig op hybridisatie wezen beschouwt de CDNA de vogel als passend binnen de variatie van Bruine Lijster. Daarmee is de vogel als derde geval voor Nederland aanvaard. De CDNA blijft openstaan voor nieuwe inzichten in dit soortcomplex.
Eddy Nieuwstraten & CDNA, december 2018